Ophef over VMBO onterecht

In de media is sinds kort een steeds krachtiger wordend geluid te horen over het VMBO: het Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs. De teneur van de berichten en geluiden is zo’n beetje van: we hebben een tekort aan vakmensen! Er zijn of komen teveel hoger opgeleiden en te weinig mensen die straks het werk nog willen en kunnen doen! Dat vertaalt zich vervolgens in signalen als: méér waardering voor vakmensen, méér geld naar het VMBO, minder doorstroom naar HAVO en VWO, studentenstops op universiteiten en zo meer. Ik vind dit volstrekt onterecht en letterlijk niet meer van deze tijd. Leg uit?

Yep: gewoon ff doorlezen!

Verderop in deze blog vind je enkele punten van kritiek op het VMBO: alleen lezen als je echt hierin geïnteresseerd bent! Eerst het vermeende probleem adresseren 😉.

De eerste kreet is: we hebben een tekort aan technische vakmensen!”

Of ook wel: we komen tig-duizend vakmensen tekort komende jaren! Maar is dat wel zo? Welke vakmensen dan? En op welk niveau? Als je kijkt naar het technisch vakmanschap van vandaag en vooral ook van morgen dan zie je dat er een razendsnelle ontwikkeling plaatsvindt.

De automonteur van vroeger dook direct onder de motorkap en onder de auto. De automonteur van nu sluit eerst een computer aan en leest de zelf-diagnose van de auto uit. Daaruit komt in de meeste gevallen wat het probleem is en welke oplossing gekozen wordt. Vergelijkbare ontwikkelingen kennen de andere monteur-beroepen: automatisering, computertoepassingen en zelfs virtual reality wordt in de praktijk nu al toegepast.

De timmerman en metselaar van vroeger bouwden samen een huis. Nu wordt veel (bijna alles) prefab aangeleverd en ter plaatse samengebouwd. Nog een muurtje eromheen (kan al met een robotmetselaar), technische installaties erin en klaar is kees. Tests met het 3D-printen van gebouwen geven aan waar we naartoe gaan.

In de industriële bedrijven idem: CNC-technologieën worden aangevuld met nieuwe technologieën als laserbewerkingen, robotisering en Additive Manufactoring (3D-printen).

Het vakmanschap gaat van het ‘maken volgens tekening’ naar een volgende fase: ‘Het vertalen van de behoeftes van klanten, zowel van bedrijven als personen, in een concreet product’. Naast kennis en vaardigheden is communicatie, creativiteit en interactie onderdeel geworden van vakmanschap.

Een voorbeeld? Laten we het simpel houden: het maken van een rollator! Twee denkwijzen, twee verschillende manieren om daar invullingRollator01 aan te geven.

De eerste denkwijze gaat ongeveer zo: als engineers (vakmensen van Rollz, zie: https://rollz.com) bedenken we de meest geavanceerde types en maken die van hoge kwaliteit tegen zo laag mogelijke kosten. De Rollz-flex kan simpelweg omgebouwd en gebruikt worden als boodschappenwagentje. De Rollz-motion is zelfs een rollator en rolstoel in een. Kijk op de website voor de enthousiaste wijze waarop aan deze kwaliteitsproducten wordt gewerkt. Voor technici enorm herkenbaar en aanstekelijk. Soms is de vraag wel: wie zit daar nu echt op te wachten, maar toch. Want het scenario is en blijft: wij bedenken, en maken en zoeken een markt voor ons product. Daarvoor zijn vakmensen nodig die goed ‘volgens tekening’ een dergelijk product kunnen maken.

Een tweede denkwijze is te vinden bij het startup-bedrijf Robot Care Systems van de TuDelft. Zie: http://www.robotcaresystems.com/ .

De hier ontwikkelde ‘rollator’ heeft vele extra LEA01functies, gebaseerd op de wensen en ‘noden’ van de gebruikers. De LEA (The Lean Empowering Assistant) helpt de gebruiker bij de dagelijkse routines en met communicatie. Door robottechnologie te gebruiken, worden producten gemaakt die ouderen en patiënten ondersteuning bieden om langer en veilig in de eigen omgeving te kunnen blijven wonen.

Functionaliteiten van LEA:

  • Ondersteuning: als mobiele persoonlijke assistent helpt LEA bij het opstaan uit bed en stoel. Daarnaast ondersteunt zij tijdens het lopen en stimuleert zij gebruikers om dit met een juiste houding te doen.
  • Bescherming: LEA zorgt ervoor dat de gebruiker zich veilig voelt in de eigen omgeving. Zowel tijdens het lopen als tijdens het uitvoeren van oefeningen zal LEA obstakels detecteren en de gebruiker waarschuwen indien een betere houding aangenomen kan worden. In geval van nood kan contact opgenomen worden met familie of zorgverleners.
  • Motiveert om te bewegen: LEA stimuleert gebruikers om actief te blijven door op maat gemaakte speciale fitnessoefeningen aan te bieden. Op een prettige manier actief blijven door samen te dansen op de melodie van Salsa of Wals. De beweegoefeningen kunnen zowel worden ingezet voor revalidatie als voor het verbeteren van de conditie en spierkracht van de gebruiker.
  • Legt contact: maakt gebruik van beeldbellen waardoor de gebruiker op een eenvoudige en leuke manier in contact kan blijven met familie, vrienden en zorgmedewerkers.
  • Geheugensteuntje: een agenda helpt de gebruiker met de dagelijkse activiteiten, zoals medicatie, eten of drinken en bewegen.
  • Analyseert: de LEA kan ingezet worden om de leefstijl van de gebruiker te monitoren, waarbij een alarm gegeven kan worden wanneer dit afwijkt van het normale ritme. Op deze manier kunnen noodgevallen of het ronddwalen in huis vroegtijdig gedetecteerd worden.

Tot zover de aanpak van de ontwikkeling van deze ‘rollator’.

Wat betekent dit voor het vakmanschap?

Robot Care Systems zegt hierover zelf het volgende: Door vergrijzing en andere maatschappelijke en demografische ontwikkelingen is de toekomst van robotica reeds begonnen; de producten van RCS zijn dan ook ontwikkeld om dóór te gaan, daar waar menselijke inspanningen ophouden of tekortschieten. Niet met zielloze machines, maar met de inzet van zelfstandig werkende medische middelen die ontwikkeld zijn vanuit het hart. Bovendien moet deze technologie begrijpelijk en toegankelijk zijn. LEA maakt dit mogelijk. De 25 hooggeschoolde medewerkers van RCS werken graag samen met onderzoek partners van universiteiten en kennisinstituten en zakelijke partners uit binnen- en buitenland’.

Algemeen: het vakmanschap ontwikkeld zich.

Het vakmanschap is daarmee verbreed, verhoogd en verdiept. De nieuwe definitie van vakmanschap is het best als volgt samen te vatten: ‘Het vertalen van de behoeftes van klanten, zowel van bedrijven als personen, in een concreet product’. De vakmensen die dit kunnen moeten van een voldoende hoog opleidingsniveau zijn, als regel MBO4+ of HBO. Daarvoor kun je ook doorgroeien in de praktijk; gewoon blijven leren en ontwikkelen.

En het VMBO dan?

En ja, ook de VMBO’ers zijn nodig, maar minder dan nu en voor de meer uitvoerende taken en werkzaamheden. Ook kunnen deze vakmensen prima meedoen in de samenwerking met andere vakmensen, de ingenieurs, de ontwikkelaars, de bedenkers etc.

Het vakmanschap wordt anders en dat zal ook de andere beroepsopleidingen op MBO, HBO en zelfs op WO-niveau aanspreken. Vakmanschap vindt zichzelf steeds opnieuw uit en herdefinieert zich komende tijd zeker nog meermaals. Naast de VMBO’ers zijn ook MBO’ers, HBO’ers en WO-Ingenieurs allemaal vakmensen, elk op hun eigen niveau en qua organisatiemodel in de bedrijven steeds meer samenwerkend in zelfsturende teams (daarover een volgende keer meer).

Het vakmanschap krijgt weer aanzien!

Een mooie bijkomstigheid hiervan is dat daarmee het vakmanschap weer echt aanzien krijgt, waardering ook en dat het vakmanschap is gebaseerd op een motivatie om het verschil te maken, om echt iets te betekenen voor de samenleving.

De uitdaging is nu: hoe leid je dergelijke vakmensen op? Wat heb je daarvoor nodig? Aan outillage, aan machines, aan deskundige leerkrachten en praktijkbegeleiders?

Het leidt als vanzelf naar het opnieuw uitvinden van het beroepsonderwijs, waarbij de scholen nauw samenwerken met het bedrijfsleven. Het VMBO zal daarbij meer met de regionale bedrijven samenwerken. MBO, HBO en WO wellicht meer in nationale of zelfs internationale samenwerkingsconstructies en -modellen. Uitgangspunt zal steeds de beroepspraktijk moeten zijn, de wensen van klanten en de behoeften van gebruikers.

Tot slot: bijblijven is de kunst!

Een van de grote uitdagingen van het beroepsonderwijs was al om de aansluiting met de beroepspraktijk te houden. Een bijna onmogelijke opgave. De huidige procedure van het ontwikkelen van beroepsprofielen, opleidingen, leermiddelen en examens is daarvoor niet geschikt. Achterhaald en uit de tijd. Vele opleidingen vragen om jaarlijkse updates en om een uitvoering met examinering die zoveel mogelijk in de beroepspraktijk zelf plaatsvindt. Zowel het VMBO als ook de verdere niveaus moeten hun werkwijze voor opleidingsprogrammering overboord gooien: niet meer van deze tijd! Wat dan wel?

Maak in de regio een deal met scholen en bedrijven: het nieuwe wettelijke ‘samenwerkingscollege’ (aanpassing WEB, Wet Educatie Beroepsonderwijs) zou kunnen worden gebruikt als basis voor een regionale Publiek-Private-Samenwerking (PPS). Afspraken tussen scholen (VMBO+MBO/ROC’s+HO) en bedrijven. Bepaal in kwalitatief en kwantitatief opzicht jaarlijks wat nodig is en hoe je dat gaat organiseren en uitvoeren. Bepaal ook de kwaliteitsborging: examinering, aangevuld met portfolio’s en ‘proeve van bekwaamheid’; allemaal mogelijkheden waaruit de beste mogelijkheid in de gegeven situatie gekozen kan worden.

Vind op deze wijze het beroepsonderwijs regionaal opnieuw uit, gebruik de faciliteit voor zowel de initiële opleiding als voor een continue vorm van bijscholing voor het zittend personeel.

Enkele punten van kritiek m.b.t. het VMBO

Doorstroom na de basisschool: zo hoog mogelijk?!?

De keuze voor het vervolgonderwijs bepalen we zelf, zowel de scholen als ook de ouders. Op de basisschool is overdreven veel aandacht voor taal en rekenen, terwijl andere talenten niet of nauwelijks worden ontwikkeld, laat staan gestCito nietimuleerd. Basisscholen geven we waardering voor hoge scores op citotoetsen en vergelijkbare tests en voor percentages doorstroom naar HAVO en VWO. Vooral ouders willen graag dat hun kind doorstroomt naar het hoogst mogelijke onderwijs, waarbij bedoeld wordt tenminste VWO!

Naar de HAVO of MAVO (bestaat officieel niet meer, maar goed) is eigenlijk al een afgang. Het ergste is: naar het VMBO. Dat ‘afvoerputje van het onderwijs’ heeft een dermate slecht imago, dat moet kosten wat kost voorkomen worden!

Ik durf te stellen dat alle ouders eerder een zo hoog mogelijke doorstroming van hun kind nastreven dan dat ze kijken naar wat voor hun kind eigenlijk het beste zou zijn. Als dan toch het VMBO de uitkomst is, moet daar wel een goed verhaal bij komen om deze ‘mislukking’ nog wat goed te praten. Kortom: de maatschappelijke trend is: naar het algemeen vormend onderwijs en wel zo hoog mogelijk! Waarom? Anders loopt het slecht met je af! Tegen deze maatschappelijke signalen in gaan is vechten tegen de bierkaai. Niet doen dus, is ook niet nodig!

Overigens: met activiteiten al Vakkanjers en Skills Talents wordt aangetoond dat VMBO’er tot véél méér in staat zijn dan menigeen wellicht denkt! Zoek op:  https://vakkanjers.nl/pioneer en http://www.skills-talents.nl/

 

Méér geld voor het VMBO? Is er al!

Daarmee wordt dan vaak het technische VMBO bedoeld, immers vakopleidingen met machines zijn duurder dan algemeen vormend onderwijs met een boek+bord+tablet. Klopt zeker en daarvoor krijgt het VMBO dan ook al extra geld! Wat? Jazeker: elke VMBO-school met technisch onderwijs krijgt méér geld per ’technische’ leerling. Daarvoor is vroeger al bepaald dat dit de school een factor 1,7 méér geld per leerling opleverde dan niet-technische opleidingen. Juist bedoeld voor die duFinancien onderwijsre machines en zo. De vergoedingensystematiek is inmiddels wel aangepast, maar nog steeds krijgt het technisch VMBO per leerling méér geld dan de andere opleidingen. Of het genoeg is blijft natuurlijk altijd wel de vraag. Grootste probleem is echter dat het geld sinds vele jaren als één grote zak met geld aan de school wordt gegeven, lumpsum financiering noemen we dat, waardoor niemand meer kan zien dat er feitelijk méér beschikbaar is voor het technisch VMBO. De school mag zelf bepalen waaraan het geld wordt uitgegeven. Het VMBO is heel vaak een onderdeel van een grote scholengemeenschap waar vele niet-technische schoolbesturen zijn die het geld aan van alles besteden, maar geen EXTRA geld beschikbaar stellen voor de technische afdelingen. Is dat extra geld genoeg? Nee, dat is niet genoeg, tenminste als je op peil wilt blijven met de ontwikkelingen in de bedrijven en steeds weer nieuwe machines moet kopen, of leasen. Kortom: er is al meer geld voor het technisch VMBO, alleen het komt niet altijd op de juiste plaats terecht. Moet er meer bij? Dat valt te bezien! Andere oplossingen zijn wellicht beter zoals samenwerking met bedrijfsleven in een regionale PPS.

 

Meer waardering voor vakmanschap?

Vaak klinkt de kreet: we moeten vakmanschap meer waarderen! Is volstrekt terecht, maar welk beeld heeft men dan van vakmanschap? Wat is vakmanschap dan? Als je jongeren op de basisschool vraagt om voorbeelden van vakmensen te noemen komen ze niet verder dan timmerman en monteur! Deze jongeren hebben GEEN BEELD van vakmensen, van wat ze doen, wat hun drijfveren zijn en hun motivatie, wat ze allemaal bereiken en waar ze, terecht, trots op zijn.

Hun ouders dan? Niet veel beter qua beeldvorming. Ook daar komt men niet verder dan de wat stereotypische beelden van de vakmensen die wel Krimpemnde instroom VMBOeens over de vloer komen als er in huis wat moet gebeuren, aangevuld met de monteur in de garage. Ook ouders hebben GEEN BEELD van de vakmensen van nu, laat staan van de toekomstige vakmensen. Leerkrachten basisonderwijs dan? Nee, geen beeld van vakmensen en kunnen daar dus ook niet motiverend over vertellen of enkele goede voorbeelden van rolmodellen presenteren. Sterker nog: de leerkracht die bij een bedrijfsexcursie tegen haar leerlingen zeg: ‘Pas maar op, als je niet goed je best doet kom je hier terecht!’ staat mij nog helder voor de geest.

Hoezo waardering voor vakmanschap? Misschien in woorden, maar zeker niet in gedrag.

Kortom: degenen die gaan over de keuze van leerlingen hebben GEEN BEELD van vakmanschap!

De waardering voor het vakmanschap moet blijken uit de praktijk. Als het vakmanschap weer ‘in’ is, en dat gaat gebeuren, doordat vakmensen op alle niveaus laten zien wat ze kunnen, ontstaat de waardering weer als vanzelf. Dat daarbij dan een goed salaris hoort spreekt voor zich. Ook nu worden vakmensen al goed betaald, vaak veel beter dat die ‘kantoor-piefjes’ 😉.

 

Het opleiden van vakmensen

Daar is nog wel veel ruimte voor verbetering. Onderwijs, ook het beroepsonderwijs, blijft achter bij de digitaliseringsslag die de gehele maatschappij nu maakt. Dat met snel beter!

Ook de rol van de docent moet stevig op de schop. Docenten in het beroepsonderwijs moeten zich realiseren dat ze (te) ver van de praktijk afstaan om nog als kennis-medium te kunnen dienen. Hun kennis is verouderd, niet meer van deze tijd en derhalve ‘ongeschikt’. Lastig om te erkennen en om naar een andere rol te groeien, zeker wel. Maar absoluut noodzakelijk!

De docenten van nu zijn opgeleid om de leerstof helder uit te leggen en zij ontlenen hun arbeidsvreugde aan situaties waarin ze enthousiast mogen en kunnen vertellen over hun eigen vak. Ze zijn getraind in het herkennen van ‘storingen’ in het leerproces en in het aanbieden van concrete oplossingen daarvoor. En ze worden beoordeeld op het faciliteren van reproductief leren, niet alleen door de schoolleiding maar ook door de ouders, de Inspectie van het onderwijs en de publieke opinie.

Jammer, maar is niet meer van deze tijd!

Docenten moeten samen met hun leerlingen opnieuw nieuwsgierig worden naar wat er zoals kan en speelt in de beroepspraktijk. Dus een slag maken van docent naar leerkracht en leermeester. Laat gaan die vermeende vakkennis en ‘GA NAAR BUITEN’, ga naar de bedrijven, ga naar kennisinstellingen en breng voor jezelf in beeld wat de vakmensen van nu nodig hebben. Stel dat beeld jaarlijks bij en blijf sporen naar goede leersituaties om gebruik van te maken.

Wat wordt dan je toegevoegde waarde? Je bent als leerkracht een professional (of moet dat snel worden) op gebied van het leren. Jij weet hoe je leert en hoe je nieuwe kennis en vaardigheden opdoet en hoe je kunt laten zien dat je het vak beheerst. Dat weet je veel beter dan het bedrijfsleven en de kennisinstellingen. Dat wordt je nieuwe rol: van docent naar leermeester!


Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *