De onzin van hoog versus laag opgeleid

Het blijft maar doorgaan: vele schrijvers over het thema kunnen maar niet verder denken dan hoog- en laag opgeleiden. Het is dodelijk voor elke discussie. Daarbij is het ook niet waar. Het lijkt voornamelijk te zijn gekoppeld aan het opleidingsniveau, het schoolniveau dat iemand heeft gevolgd en waarvoor een diploma is behaald. De verdere ontwikkeling komt niet of nauwelijks in beeld.

Het besef dat de zg. ‘gouden handjes’ niet zonder ‘gouden hersenen’ kunnen is zeker nog niet geland. Wel is algemeen aanvaard dat iemand met ‘twee linkerhanden’ hopelijk wel ‘goed kan leren’, ofwel zich de theoretische leerstof van een bepaalde opleiding goed eigen kan maken.

Het is wellicht beter om te spreken over Praktisch-Intelligent (PI) en Theoretisch-Intelligent (TI). Waarbij je wel spreekt van gelijkwaardigheid.

Waar het écht om gaat is de mate van vakmanschap en de professionaliteit waarmee je invulling geeft aan de uitoefening van je beroep.

En dat geldt voor ALLE beroepen in ALLE sectoren.

Daarbij zijn in alle beroepen zowel uitmuntende vakmensen (m/v) te vinden alsook mensen die minder functioneren in het door hun uitgeoefende beroep. Voor elk beroep is voldoende kennis nodig én voldoende vaardigheden. In de pedagogiek is deze combinatie vaak aangeduid met ‘competentie’: Competentie is het vermogen om een taak met de juiste kennis en vaardigheden te verrichten. In feite staat adequaat handelen daarbij centraal. Waarbij vaak ook nog het begrip ‘houding’ wordt toegevoegd, in de betekenis van gedrevenheid of passie. Hier gebruik ik de aanduiding ‘competent’ als het beschikken over zowel kennis als vaardigheden en passie.

Wat is een ‘beroep’?

Een definitie is best lastig en wordt al gauw iets als: ‘een samenhangend geheel van arbeidstaken die voor de uitvoering een bepaalde vakkennis of -kunde vereist is wat voor de samenleving herkenbaar is’. Daarbij is het onderscheid met een functie is dat deze door de betreffende organisatie wordt bepaald, terwijl beroepen maatschappelijk worden bepaald, onder meer door opleidingen en beroepsorganisatie. Hierbij is géén onderscheidt is niveaus van beroepen, géén hoog, midden of laag, alleen een aanduiding van vakmanschap.

De professionaliteit van een beroep is gelegen in de kennis, vaardigheden, zeg maar de deskundigheid waarmee een beroep wordt uitgeoefend. De kennis moet up-to-date zijn, dat betekent vaak een leven lang (bij)leren. De vaardigheden vragen constante oefening en training. De deskundigheid moet zo voldoende op peil blijven.

Als dit gebeurd met voldoende motivatie of passie, kun je spreken van vakmanschap (m/v). Vooral de motivatie laat zien om dat de vakman er ‘het beste van wil maken’. Het is dit samengaan dat zorgt voor het leveren van topprestaties waar de maatschappij waardering voor heeft. Herkenbaar??

Let wel, dit geldt voor ALLE professionele vakmensen. Dus ook voor de monteur, stratenmaker, voetbaltrainer, sporter, advocaat, rechter, arts, planoloog etc. etc.

Beloning: wat is vakmanschap waard?

Professionele vakmensen krijgen waardering, ook in de vorm van beloning. En juist daar is zich momenteel een grote verandering aan het voltrekken. Voorheen waren beroepen als notaris en bankier bijna vanzelfsprekend beroepen die konden rekenen op een hoog inkomen. Gebaseerd op deskundigheid, integriteit etc. Daarentegen werden chauffeurs, verplegers, schoonmakers en vergelijkbare vakmensen veel minder beloond voor hun prestatie. Ook de beroepen die meer richting ondernemer gaan of ambachtelijk zijn, denk aan o.a. de bakker, slager, bloemist, maar ook aan de leerkracht of onderwijzer, de ambtenaar etc., zijn beroepen waarvoor de beloning niet vanzelfsprekend hoog zijn. Terwijl het benodigde vakmanschap vaak net zo bijzonder is dan de beroepen waarvoor veel geld wordt betaald. Soms is de maatschappelijk waardering doorslaggevend. Voetballers werden pas beloond nadat er beroepsvoetbal was uitgevonden. Nu lopen er goed betaalde miljonairs op het veld om hun kunsten te laten zien.

Inmiddels worden vakmensen, behorende tot de groepen ‘ontwerpers’ en ‘makers’ ook steeds meer gewaardeerd en beter beloont. Een goede installateur ontvangt momenteel een hogere beloning dan een jurist. Voor werknemers is dit alles geregeld vaak geregeld in Cao’s, inclusief afspraken over werktijden, vakantie(geld), opleidingen en salaristabellen. Voor zelfstandigen en ondernemers is dat niet vastgelegd.

Opleidingen en hun waarde

De waardering voor zowel de theoretisch-gekwalificeerden als de praktisch-gekwalificeerden zou gelijkwaardig moeten zijn: beiden hebben hun waarde en verdienen daarvoor ook de credits.

De gelijkwaardige waardering zou dan ook vanzelfsprekend moeten zijn, maar de realiteit is dat de praktisch opgeleiden hierbij toch wel een steuntje in de rug kunnen gebruiken, terwijl de betekenis voor de samenleving juist erg herkenbaar en belangrijk is. Praktisch-gekwalificeerden zijn als volgt aan te duiden: het zijn: ‘Gouden handjes die niet zonder gouden hersenen kunnen!’

Een voorbeeldje, Over retoriek en debatvaardigheden.

Iemand als bijvoorbeeld Mark Rutte is verbaal dermate sterk dat als je hem een standpunt laat verdedigen in een debat-wedstrijd hij daarin nagenoeg onverslaanbaar is. Dat geldt óók voor het standpunt dat 180 graden de andere kant op gaat: ook dat weet hij zo te verwoorden dat er niets tegen in te brengen lijkt. Ik zeg lijkt, want vaak is het zo dat als je los van het debat-moment even na kunt denken over de inhoud van het betreffende thema, daar juist héél véél tegenin te brengen is.

In dit soort ‘wedstrijdjes’ ontbreekt vaak de visie, de vraag ‘waarom’ of ‘waarvoor’ of ‘waartoe’??

De theoretisch-gekwalificeerden, ofwel de afgestudeerde juristen, politicologen, bestuurskundigen, historici en meer van dit soort alpha-achtigen, hebben als regel twee linkerhanden, kunnen NIETS fysieks-concreet maken of repareren, maar zijn vaak héél goed in het opzetten van redeneringen, kunnen daarbij fantastische redevoeringen houden en zijn in retorische debat-wedstrijdjes nauwelijks te verslaan! Het opstellen van brieven, notities, rapporten, verweerschriften etc. zijn ook vaardigheden die door deze groep uitmuntend beheerst worden.

De praktisch-gekwalificeerden,  de ‘Gouden Handjes-mensen’ zijn misschien, maar niet altijd, verbaal wat minder ‘ad rem’ of vaardig, kunnen wellicht wat minder goed een verhaal op papier zetten of uitschrijven, maar hebben een fantastisch gevoel voor techniek, ruimtelijk inzicht, logische processen opzetten en storingen in machines of installaties detecteren én oplossen. Kunnen huizen, machines, software etc. bouwen of onderhouden. Zijn goed in verpleging of koken of iets dergelijks. Kortom, ze zijn in praktische zin vaak zéér nuttig voor de samenleving.

En ja, ook theoretisch-gekwalificeerden, de briljante afgestudeerde jusristen, politicologen, bestuurskundigen, historici en meer van dit soort alpha-achtigen kunnen natuurlijk ook gewoon goed of zelfs uitmuntend zijn in hun vak of beroep. Ze zijn veelal theoretisch opgeleid, hebben wel onderzoeks-vaardigheden geleerd en kunnen op grond daarvan tot fantastische prestaties komen. Ook hier zijn vakmensen en professionals te vinden die alle waardering verdienen. Daarin is géén onderscheid met praktisch-gekwalificeerde vakmensen.

Tot welke conclusie leidt dit?

Zowel de theoretisch als de praktisch gekwalificeerde vakmensen kunnen als volwaardige professional een bijdrage leveren aan de samenleving die van onschatbare waarde is.

Geplaatst 12 juli’23


Een gedachte over “De onzin van hoog versus laag opgeleid

  1. Piet Beantwoorden

    Helemaal mee eens

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *