Naar beroepsonderwijs 4.0: vakmensen centraal

Vakmensen 4.0

Al het gepraat over gebrek aan taal- en rekenvaardigheden in het Primair Onderwijs: het zal wel!

Het gedoe over de (Cito)toets, doorstroming, ‘hoog’ versus ‘laag’ onderwijs: het zal wel!

Verschil tussen praktisch of theoretisch opgeleid: het zal allemaal wel! Één ding is duidelijk: het is de hoogste tijd voor een aansprekende visie op (beroeps)onderwijs, voor een duidelijke stip op de horizon in de sfeer van: ‘Dáár gaan we naar toe’!  

De primaire taak van het Primair Onderwijs

Tot de primaire taken van het PO behoort het aanleren van taal en rekenvaardigheden. Geen discussie daarover. De methodes én de leerkrachten moeten dat mogelijk maken. Daarnaast moet het PO aandacht geven aan onderdelen als handenarbeid, techniek, sport en bewegen en muziek/culturele vorming. Als dat nu niet of nauwelijks aan bod komt is dat een eerste noodzakelijke bijstelling van het PO. Het gaat om het ontwikkelen van ALLE talenten van de leerlingen. Leerkrachten moeten daarop worden ingezet en afgerekend.

Van Primair naar Voortgezet Onderwijs

Op basis van de Cito-toets (of vergelijkbaar) wordt een doorstroomadvies naar het VO gegeven aan de leerling/ouders. Formeel zit daar nog een advies van de onderwijzer bij, maar dat is in de praktijk te verwaarlozen: de Cito-score bepaald het advies! Ook daarin moet verandering komen. Het advies van een vakbekwame leerkracht die naast taal en rekenen ook de andere kwaliteiten van de leerling kent moet bepalend worden voor de doorstroming! De doorstroming naar de theoretische leerwegen (HAVO, VWO etc.) laat ik hier verder buiten beschouwing. Doorstroming naar vakmanschap daarentegen staat nadrukkelijk centraal.

Naar het VMBO

Binnen het Voorbereidend Middelbaar BeroepsOnderwijs (VMBO) zijn meerdere leerwegen mogelijk, de Theoretische Leerweg (TL) (zeg maar de ‘oude’ MAVO), de Gemengde Leerweg (GL), de Kaderberoepsgerichte Leerweg (KBL) en de Basisberoepsgerichte Leerweg (BBL). Als een leerling een matige Cito-toets scoort, om welke reden dan ook, maar over een goede praktische intelligentie beschikt en veel aanleg heeft voor praktische kennis en vaardigheden, is de kans groot dat zo’n leerling in een van de leerwegen KBL of BBL terecht komt. 

De leerdoelen zijn gericht op het aanleren van vakmanschap, zowel praktijk als theorie.

Welk vakmanschap kies je dan als leerling? De leerlingen zijn qua keuze grofweg te verdelen in twee groepen: leerlingen die precies weten wat ze willen worden (timmerman, lasser, net als mijn vader, broer, ook etc.), naast leerlingen die geen enkele idee hebben van de mogelijke beroepen. ALLE leerlingen willen graag goed en concreet onderwijs, met véél praktijk van echte vakmensen. Dáár leren ze van! Geef ze uitdagingen waar ze de tanden in kunnen zetten! Het VMBO is nodeloos ingewikkeld gemaakt en vraagt om een reset: terug naar één leerweg met véél uitdagend onderwijs, véél praktijk en daaraan gekoppelde theorie. Dat motiveert en geeft voldoening. Dat kan wel degelijk! Zie enkele voorbeelden aan het einde van deze blog.

Van VMBO naar MBO

Met nagenoeg elke VMBO-kwalificatie kun je vervolgens doorstromen naar een palet aan verschillende opleidingen in het MBO. De Inhoudelijke aansluiting, zg. doorlopende leerwegen, is inhoudelijk eerder toeval dan een planmatig gebeuren. Zowel in het huidige VMBO als in het huidige MBO spreken de opleidingen onvoldoende tot de verbeelding van leerlingen. De invulling is vaak theorie-met-een-beeldscherm, plaatjes en tekeningen en veel zelf leren achter de computer. Dat is voor deze leerlingen funest! Het leidt tot desinteresse en uitval, in plaats van vakmanschap!

De uitvoering van dit type onderwijs moet echt fundamenteel anders. De aanpak moet gericht zijn op de verbetering van het huidige onderwijs, in aantrekkelijkheid, in de uitvoering en in kwaliteit.

Wat kan waar en hoe worden verbeterd??

Naar vakmanschap 4.0

VMBO en MBO zouden zich moeten richten op het ontwikkelen van Vakmanschap 4.0. Daarbij is de beroepspraktijk leidend voor zowel het programma als voor de uitvoering én de examinering.

De eisen voor het vakmanschap zijn voortdurend in beweging. Dat maakt dat het beroepsonderwijs altijd wat achter de nieuwste ontwikkelingen aanloopt. Maar dan wel graag met een zo kort mogelijke. Natuurlijk kost het tijd om programma’s, leermiddelen en examens steeds opnieuw aan te passen, maar dat mag geen excuus zijn. Verder verwacht het bedrijfsleven van het beroepsonderwijs geen ‘panklaar inzetbare vakmensen’, maar met een goede samenwerking in de regio met de bedrijven kan kortvolgend zeker bereikt worden.

Het beroepsonderwijs moet dan wel ‘opnieuw worden uitgevonden en vormgegeven’ om de invulling van Vakmanschap 4.0 mogelijk te maken. Daarbij is het opleidingsplan (leerplan) de leidraad voor het onderwijs. Het opleidingsplan is geschreven in globale doelstellingen die niet steeds aanpassing behoeven. De concrete invulling kan wel steeds worden aangepast en dat gebeurd samen met het bedrijfsleven in de regio. De examinering van zo’n opleiding is een mix van kennistoetsen en prestaties in de praktijk van het beroep.

Aantrekkelijkheid van vakmanschap

Om de aantrekkelijkheid van vakmanschap te laten zien is het op de eerste plaats nodig goede, aansprekende voorbeelden te presenteren. Laat vakmensen die gemotiveerd bezig zijn met hun werk als voorbeeld dienen, Laat ze bevragen door de jongeren (en hun ouders): wat doe je, waarom, wat maakt dit nou een fijn beroep? Waar ben je trots op? Wat vind je minder leuk? Maak deze kennismaking met vakmensen een vast onderdeel van de eerste stages voor deze jongeren. Laat met meelopen met deze professionals die hun vak verstaan, die meesters zijn in hun vak en die met passie laten zien dat hun werk ertoe doet. En laat ervaren dat dit natuurlijk ook goed betaald wordt. Kortom: vakmensen die werk doen met betekenis, met aanwijsbare resultaten. Deze vakmensen zijn op de eerste plaats voorbeelden én kunnen ook een belangrijke rol spelen in het opleiden van de volgende generatie. Daar wil elke vakman graag een steentje aan bijdragen.

Uitvoering van (beroeps)opleidingen

De vakmensen uit het bedrijfsleven die het kunnen en willen zouden als parttime-leerkracht ingezet kunnen worden in het beroepsonderwijs. Niks is leuker dan les te krijgen van iemand de weet hoe het kan en moet. Het is bijna een ‘must’ om gekwalificeerde vakmensen het onderwijs te laten verzorgen, liever dan ‘docenten met een diploma met (te) weinig actuele kennis van zaken’! Dat kunnen wel de opleidingsdeskundigen zijn, maar het zijn niet per se de vakinhoudelijke deskundigen die up-to-date kennis en ervaring hebben van de actuele beroepspraktijk. De wet- en regelgeving zou hierop moeten worden aangepast: vakmensen voor de klas! Niet overlaten aan de scholen; die hebben al aantoonbaar gefaald in hun beleid hieromtrent. Het moet gemakkelijker én aantrekkelijker worden om vakmensen in te zetten in het beroepsonderwijs. Dus ook met een aantrekkelijke beloning voor deze vakmensen erbij. Da’s prioriteit 1 voor de komende tijd.

Prioriteit 2 is het inzetten van deze vakmensen voor de bijscholing, van vakmensen én van docenten. Dus voor leren-leren, want elke vakman weet dat je jezelf continue moet blijven ontwikkelen in het vak. Zowel de techniek als de werkomstandigheden en hulpmiddelen zijn steeds in beweging en vragen om bijscholing. Continue!

Prioriteit 3 is aanpassing van de uitvoering: duaal opleiden! De leerwegen die bij een echte vakopleiding horen zijn gericht op de praktijk, véél praktijk, véél kennismaken met het echte beroep, de echte werkomstandigheden, met klanten en bedrijven, met kwaliteit en tijdsdruk, kortom: duaal opleiden moet de hoofdweg zijn naar vakmanschap 4.0. Zowel in het VMBO als ook in het MBO en HBO: duale leerwegen!

Kwaliteitsborging / Examinering:

In het lesprogramma zijn de minimum doelen van de beroepsopleiding vastgelegd. De wensen van het bedrijfsleven gaan daar vaak bovenuit! Een goed evenwicht vinden tussen deze twee is de kunst, zowel bij de uitvoering als bij de examinering. Het afnemen van kennistoetsen moet vanzelfsprekend gebeuren, maar er is ook aandacht nodig voor vaardigheden en voor de motivatie-aspecten bij de beoordeling. Het gaat immers om de beoordeling van vakmanschap: hoofd-hart-handen.

De examinering kan deels met individuele kennistoetsen worden ingevuld, aangevuld met praktijkexamens die zowel individueel als in een kleine groep (3 à 5) leerlingen een invulling kunnen krijgen.

Dit laatste moet dan wel goed passen bij het karakter van het betreffende beroep en afgeleid zijn van de wijze waarop dit beroep in de praktijk wordt uitgevoerd. Zo zal een lasser en een (CNC) verspaner grotendeels individuele praktijkexamens voorgezet krijgen, terwijl bijvoorbeeld monteurs heel goed in groepjes examens kunnen uitvoeren. Voor alle examens geldt dat de betrokkenheid van het regionale bedrijfsleven belangrijk is! Zij leveren de beoordelaars en toezichthouders. De (vak)docenten zorgen voor het opstellen, uitvoeren en verwerken van de resultaten.

Op deze wijze is het examen direct de kwaliteitsborging van het moderne vakmanschap en een toegangsticket voor een aanstelling bij een bedrijf.

Maatregelen en conclusies

Welke stimulerende maatregelen kan de overheid nemen om dit te realiseren? Financiën anders inzetten? Inspectie? Examinering? Meesterschap (her)invoeren? Enkele suggesties.

Financiën

Eerst en vooral de financiën: de olifant in de kamer is de totaal mislukte lump-sum financiering! Deze moet nodig overboord. De huidige directies hebben nu voldoende aangetoond dat ze daar niet mee om kunnen gaan: investeren in gebouwen, in uitbreidingen, in clustering van opleidingen om het beroepsonderwijs maar zo goedkoop mogelijk te maken. Volstrekt onvoldoende financiering naar het primaire proces. Dit moet het mogelijk maken dat steeds opnieuw de opleiding wordt afgestemd op de continue veranderende de eisen die aan vakmensen worden gesteld. Dáár had het geld in de eerste plaats naartoe gemoeten en dat moet opnieuw worden bezien! Méér geld is NIET NODIG: er is geld genoeg, dat moet alleen anders worden ingezet! Véél middelen naar het primaire leerproces voor betere docenten, betere outillages van praktijklokalen, méér en structurele samenwerking met het regionale bedrijfsleven. Een andere vorm van financiering is noodzakelijk die juist dit stimuleert. Daar is beste eens een goede discussie over op te zetten!

Lesprogramma’s

De lesprogramma’s en de lessentabellen, ofwel welke inhoud gaat het om en hoe moet deze aan de orde komen, vragen ook om aanpassing. Ook daar is nog véél ruimte voorverbetering! Dat gaat nu jammerlijk mis! Een voorbeeld uit de eerste hand ter illustratie: het eerste jaar van de MBO-4 Autotechniek begint met FULLTIME achter de laptop zitten[1]! Géén praktijk, géén voorbeelden of modellen: alles via het beeldscherm. En dat voor jongens die deze praktijkopleiding hebben gekozen!

De noodzakelijke verandering hier is dat er een voorgeschreven lessentabel komt waarin staat welke onderdelen in praktijk moeten worden aangeleerd. Voor een MBO-4 opleiding moeten bijvoorbeeld minimaal 12 uur praktijk per week worden opgenomen. In geval van stage bij een regionaal bedrijf kan de school aanvullende praktijkopdrachten verzorgen in het praktijklokaal!

De inhoud van de lesprogramma’s vraagt ook om aanpassing. De lesprogramma’s voor het PO en VO worden veelal door de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) ontwikkelend en vervolgens vastgesteld door de overheid. De SLO stelt: ‘Samen met het onderwijsveld werkt de SLO aan de ontwikkeling van een doordacht curriculum voor het primair, speciaal en voortgezet onderwijs.’ 

Anders gezegd: het onderwijsveld ontwikkeld ZELF de leerdoelen en de examens. In hoeverre deze aansluiting hebben bij de vereisten in de samenleving is de vraag en is zeker een punt van aandacht. Door de jaren heen is het niveau en zijn de thema’s sluipenderwijs veranderd in een programma waarvan je je kunt afvragen of dat nog wel aansluiting geeft. De aansluiting op zowel het verdere onderwijs als op de samenleving wordt daarbij in steeds mindere mate gerealiseerd, waarbij het (te) lage niveau ‘over de schutting’ wordt gegooid naar het vervolgonderwijs. Dit is zeker een punt van aandacht en vraagt om een aanpassing van werkwijze van het SLO en betrokkenheid vanuit de samenleving.

De opleidingsprogramma’s voor het MBO worden opgesteld door de scholen, in samenwerking met de bedrijven. De Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) heeft als statement het volgende: Studenten krijgen de beste praktijkopleiding met uitzicht op een baan. En bedrijven beschikken nu en in de toekomst over de vakmensen die ze nodig hebben. Daar is nog wel wat op af te dingen!

In de praktijk lopen deze opleidingsprogramma’s, en dus de beroepsopleidingen, ALTIJD achter de ontwikkelingen in het bedrijfsleven aan, gemiddeld met een achterstand van 5 à 15 jaar! Concreet: als in de beroepspraktijk innovaties optreden duurt het extreem lang, soms wel 15 jaar, voordat dit leidt tot een uitstroom van leerlingen met de juiste kwalificaties! Dat inmiddels de wereld opnieuw is veranderd zal duidelijk zijn. Zo kan het niet langer. Ook hier zal een ander systeem voor moeten komen waarbij PER JAAR aanpassingen aan het programma gedaan kunnen worden. Het bedrijfsleven stelt steeds hogere eisen, terwijl de ROC’s steeds algemenere programma’s uitvoeren.

Dat moet en kan korter!

Denkbaar is een aanpassing die via de examens loopt. Dat lijkt hierbij de kortste klap. Pas elk jaar het examen aan zodat je erg dicht bij de beroepspraktijk blijft. De uitvoering van de opleiding loopt daar dan als vanzelf achteraan, zeker als de vakmensen zelf voor de klas staan. Deze examinering zal in grote mate samen met het regionale bedrijfsleven moeten worden ingevuld.

De examinering van MBO-opleidingen vraagt dus om aanpassing! Een toetsing van algemene vakken zoals taal en exacte vakken is en blijft noodzakelijk. Dat kan het ROC prima verzorgen.

De kwaliteitsborging van de vakkennis en vakvaardigheden kan het best in het (stage)bedrijf plaatsvinden of in een goed geoutilleerde bedrijfs(tak)school. Juist daar zijn de eisen van vakmanschap up-to-date bekend en kan daarop worden ingespeeld. Dat vraagt om een sterke(re) binding van de ROC’s met de regionale bedrijven!

Rol van bedrijfsleven:

Het bedrijfsleven is een belangrijks stakeholder in dit hele proces. Als belanghebbende is het dan ook de verantwoordelijkheid van dit bedrijfsleven om een belangrijke rol te spelen bij de opleiding én examinering van deze toekomstige vaklieden. Bedrijven die hier géén invulling aan geven, maar denken dat nieuwe vakmensen wel kunnen worden ‘weggekocht’ bij de conculega’s moeten niet verbaasd zijn dat ze TE WEINIG en ONVOLDOENDE GOED GEKWALIFICEERDE vakmensen zullen krijgen. De leercultuur van een individueel bedrijf én van samenwerkende bedrijven in een model zoals de bedrijfstakschool spreekt tot de verbeelding. En nee, afschuiven naar de overheid (‘ik betaal al genoeg belasting als bedrijf’) lost dit niet op! Het betreft hier een systeemfout met de bedrijven als grootste belanghebbende.

De wereld van de beroepen en vakmensen kenmerkt zich door een constante innovatie en ontwikkeling. Dat moet een plaats krijgen in het onderwijsproces. Vakmensen leren constant bij om hun vakmanschap op niveau te houden. Via ‘learning-on-the-job’ tot formele cursussen en trainingen: het hoort er gewoon bij! Dat begint al tijdens de opleiding.

Opleiden van vakmensen kan niet zonder de directe betrokkenheid van het (regionale) bedrijfsleven.  Vanuit deze bedrijven moeten PART-TIME docenten worden geleverd, bedrijfsfaciliteiten beschikbaar worden gesteld voor opleiding en training, examinatoren en beoordelaars worden geleverd en zo leerlingen een leeromgeving te bieden die een vanzelfsprekende start in het bedrijf mogelijk maakt.

Tot slot

Waar leidt dit alles tot? Welke conclusies kunnen we trekken uit het bovenstaand?

Op de eerste plaats is de conclusie dat vakmanschap (m/v) een steeds grotere waardering krijgt in de maatschappij. Vakmensen zijn in staat om de vragen uit de samenleving aan te pakken en op te lossen. Denk aan de bakkers & slagers, de bouwvakkers en installatiemonteurs, aan de machinebouwers en automonteurs. Dáár gaat de waardering naar uit! Deze waardering bestaat niet alleen uit mooie woorden of applaus, nee, dat wordt ook in financiële zin gewaardeerd. Met een goed salaris en dito arbeidsvoorwaarden. Of als ZZP-er met een eigen bedrijf die zijn of haar klanten waarvoor gewerkt wordt zelf kiest. Deze vakmensen zelf hebben de voldoening van hun vak en meesterschap allang ontdekt en krijgen de waardering die ze verdienen.

De hoofdconclusie is dat de weg naar vakmanschap, de beroepsopleidingen, niet kan worden ingevuld zonder een hechte samenwerking tussen scholen, (vak)docenten en vakmensen uit het bedrijfsleven.


[1] Methode Lectude is een combinatie van boek en digitaal. Zelfs de stroomschema’s worden digitaal ‘getekend’ i.p.v. met praktijk- of practicum opdrachten uitgevoerd.

Voorbeeldopdracht voor het VMBO:

Maak een standaard-rolstoel elektrisch! Bedenk en maak een apparaat waarmee je van een standaard rolstoel een geautomatiseerde rolstoel kunt maken. Je mag alleen onderdelen gebruiken die óók in 3e wereldlanden beschikbaar zijn.

Programma van eisen: de rolstoel moet vooruit en achteruit kunnen bewegen, een zeer korte draaicirkel hebben, een helling van 8% met een lengte van 5 meter op kunnen rijden, een minimale snelheid van 25 km/uur kunnen halen en een bereik van tenminste 25 km hebben.

Deze opdracht is voor leerlingen van VMBO (basis, kader, GL en/of TL).

Voorbeeldopdracht voor MBO-4

Ontwerp en maak een voertuig dat kan rijden en varen en tenminste twee personen kan vervoeren. De afmetingen zijn maximaal 2 meter lengte, 1,4 meter breedte en 1,2 meter hoogte. Het voertuig mag zowel op spierkracht als met wind- water of motorkracht worden bewogen.

Programma van eisen: gebruik tenminste 80% gerecyclede onderdelen. Rijsnelheid van het voertuig is tenminste 25 km/uur, vaarsnelheid tenminste 5 km/uur. Gewicht in totaal maximaal 120 kg.

CO2 en klimaatverandering

Het officiële standpunt van de NL regering is als volgt: ‘Het klimaat is altijd in beweging. Natuurlijke en menselijke invloeden zorgen voor verandering. Zo is de gemiddelde temperatuur van de aarde in de afgelopen 130 jaar met 1 graad gestegen. Ook is de zeespiegel in die tijd met 20 centimeter gestegen. Klimaatverandering heeft grote gevolgen voor mens, natuur en milieu.’[1]

Daarbij stelt de regering dat dit beleid is gebaseerd op ‘actuele wetenschappelijke inzichten’ van met name het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC). Volgens het IPCC worden de effecten van klimaatverandering steeds duidelijker.

De maatregelen die worden voorgesteld zijn met name gebaseerd op het terugdringen van de uitstoot van CO2.

Opmerkelijk is dat de bevindingen van het IPCC grotendeels zijn gebaseerd op modellen van de werkelijkheid en berekeningen die aan de hand van deze modellen worden gemaakt. Het IPCC vertaalt de berekeningen in scenario’s: mogelijke toekomstbeelden van klimaatveranderingen. Het meest heftige scenario gaat daarbij uit van een mondiale temperatuurstijging bij een verdubbeling van de CO₂-concentratie die uitmond in een klimaatgevoeligheid tussen de 2,5°C en 4°C met een beste schatting van 3°C in 2100. De daarbij behorende mondiaal gemiddelde zeespiegelstijging varieert van 2 meter zeespiegelstijging in 2100 en 5 meter in 2150.[2]

Hoogste tijd voor ingrijpende maatregelen, toch? Alarm! Klimaatalarm!

Of zijn er misschien ook andere geluiden en inzichten?

Die zijn er zeker! Gebaseerd op metingen en feiten i.p.v. theoretische modellen en vaak bezien over een lange(re) periode in de tijd.

Wat zeggen deze feiten?

CO2 is een zwak broeikasgas. Onze atmosfeer bestaat slechts voor 0,04% uit CO2. Daarvan is 97% afkomstig uit natuurlijke bronnen zoals vulkanen, rijstvelden, gewassen en insecten.[3]

Als het gaat om opwarming dan vólgt het CO2-percentage de temperatuur. Zie dezelfde bron.

Wat zegt het IPCC zelf?

Zie het IPCC-rapport TAR3, hoofdstuk 14, pag. 771: ‘Het klimaatsysteem is een gekoppeld niet-lineair chaotisch systeem en daarom is een langere termijn klimaatvoorspelling onmogelijk.’

Conclusie:

De wetenschappelijke vraag in hoeverre CO2 het klimaat kan beïnvloeden is nog verre van bevredigend beantwoord. De veronderstelling is gebaseerd op klimaatmodellen en niet op bewijs gestoeld dat uit waarnemingen zou hebben kunnen volgen. Tot dusver hebben alle modellen het wat betreft de uitkomst van voorspellingen het ernstig laten afweten

De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat het beleid dat is gebaseerd op het terugdringen van CO2-uitstoot geen enkele bijdrage levert aan de beïnvloeding van het klimaat.

Tot slot: zoek vooral zelf naar bronnen waarmee bovenstaande bevestigd of ontkend kan worden. Het helpt de discussie verder.


[1] Bron: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/klimaatverandering/gevolgen-klimaatverandering

[2] Bron: https://www.knmi.nl/over-het-knmi/nieuws/ipcc-menselijke-beinvloeding-van-het-klimaatsysteem-vaststaand-feit-1-5-graden-grens-tien-jaar-eerder-bereikt-dan-verwacht

[3] Bron: archive.kla.tv/_files/video.kla.tv/2019/06/14419/VrijspraakVoorCo2Petitie_1080p.webm

Vertrouwen terug in de overheid?

Hoedan??

Nogal ambitieus wellicht om hierover een mening te ventileren, maar toch. Hoogste tijd voor een koersverandering en terug naar de basis van het openbaar bestuur, gebaseerd op vertrouwen over en weer van burgers en overheid en een nieuw ‘sociaal contract’ voor de komende tijd. Een blog is tekort om een uitgebreide beschouwing met onderbouwingen neer te zetten. De meeste zaken stip ik dan ook kort aan, met verwijzing naar bronnen en naar denkers van (meer) niveau 😉.

Volkssoevereiniteit of bestuurlijke elite?

Elk land krijgt het bestuur dat het verdiend, toch? Bestuurlijk Nederland is steeds in ontwikkeling. In de afgelopen decennia is de politiek-bestuurlijke samenstelling van Nederland geleidelijk veranderd van een ‘Volkssoevereiniteit’ in een ‘Bestuurlijke Elite’.

Wat zijn de kenmerken van deze politiek-bestuurlijke vormen?

De term ‘Volkssoevereiniteit’ wordt gebruikt om aan te duiden dat het volk van een staat of land de hoogste macht heeft en niet een erfelijke koning. Het volk vertrouwt de staatsmacht toe aan een gekozen regering. Daarin heeft het volk het recht om eigen bestuurders aan te stellen en is de wil van het volk de bron van het staatsgezag. In Nederland kennen we een volksvertegenwoordiging gebaseerd op een vertegenwoordigende democratie, i.t.t. bijvoorbeeld Zwitserland dat een stelsel van directe democratie[1] kent. Bestuurders die vanuit het volk regeren stellen de belangen van het volk voorop. Óók bij het maken van internationale afspraken staat dit belang voorop en wordt aan het volk rekening en verantwoording afgelegd.

De term ‘bestuurlijke elite’ wordt gebruikt om aan te duiden dat er slechts bepaalde, selectieve groepen zijn van waaruit de bestuurlijke functies worden ingevuld. Bestuurders die op deze wijze worden aangesteld komen voort uit de politieke partijen, via veelal universitaire studies en hebben bepaalde opvattingen over wat goed is (of zou zijn) voor Nederland. Vanuit dit gedachtegoed worden regeerprogramma’s, begrotingen, fiscale regels etc. in wet- en regelgeving vastgelegd en vervolgens door de 2e en 1e Kamer geloodst, waarbij de optelsom van de stemmen van de achterliggende partijen bepalend is voor de uitslag.

In Nederland regeert een bestuurlijke elite. In 2006 bestond de bestuurlijke elite nog voor driekwart uit professionals gelinkt aan VVD, CDA of PvdA, met D66 en GroenLinks op het vinkentouw. Nu is D66 het best vertegenwoordigd, gevolgd door VVD en PvdA. Het CDA heeft sinds 2006 veel van haar invloed onder de Nederlandse elite ingeleverd. De Nederlandse bestuurlijke elite plaatst zichzelf vaker op de sociaaleconomische linkerflank (47%) dan rechterflank (21%). Er is sprake van een sterke verschuiving naar links wat betreft sociaaleconomische onderwerpen. Hiermee is de elite iets linkser geworden dan de Nederlandse kiezers, van wie 44 procent zich sociaaleconomisch links noemt en 30 procent rechts. Kenmerkend voor deze bestuurlijke elite is dat met denkt en handelt vanuit een zelfbedacht gevoel voor morele superioriteit en vanuit een globaal wereldbeeld. Grenzen zijn niet meer van deze tijd en Nederland is te klein voor hun ideeën.

Op dit moment, juli 2023, is de elitaire regering demissionair en is er een sterke opkomst van partijen die weer terug willen naar de Volkssoevereiniteit. Gezien de opkomst van partijen als BBB, JA21 en de reeds jarenlange steun voor de PVV lijkt het erop dat de Volkssoevereiniteit steeds meer aanhang krijgt. De steun voor (het beleid van) de huidige bestuurlijke elite is tanende, waarbij de vele crisissen zeker een rol spelen.

Nu, 22 aug’23, is er een nieuwe partij bijgekomen en wel van Pieter Omtzigt: Nieuw Sociaal Contract (NSC). De eerste berichten hierover lijken een verdere onderbouwing van hetgeen in deze blog is getracht weer te geven. Pieter geeft dat als volgt weer: ‘Onze hoofdthema’s zijn duidelijk en zullen geen verrassing zijn: goed bestuur en bestaanszekerheid. Van de nieuwe bestuurscultuur is bar weinig terechtgekomen. En zolang het bestuur in Nederland blijft functioneren zoals het nu doet, zonder checks and balances, dan blijven we de verkeerde besluiten nemen en lossen we geen van de crises waarin we zitten op. Daarom hebben we tien heel concrete plannen uitgewerkt, van een grondwettelijk hof tot een nieuw kiesstelsel, van beter toezicht tot minder voorlichters.’ Zie verder: https://pieteromtzigt.nl/ . 

Nederland is toe aan een herordening van haar sociale landschappen om tot een nieuw evenwicht te komen. Daar past vooral oprechte nieuwsgierigheid bij de huidige en nieuwe bestuurders en ook een zekere mate van nederigheid, ondanks behaalde persoonlijke resultaten en eigen verdiensten. Dat je niet zelf de maat der dingen bent, noch jouw referentiekader de enige echte is. Komen tot dialoog is een eerste vereiste, waarbij je een discussie kunt winnen, maar elkaar tegelijkertijd kunt verliezen.

Democratie

In Nederland kennen we een volksvertegenwoordiging en kunnen we als regel één in de vier jaar stemmen om de samenstelling van de bestuurlijke organen te bepalen zoals de 2e Kamer, Provinciale Staten, Waterschappen, Gemeenteraad  etc. Als een kabinet valt komen er tussentijdse verkiezingen.

Op basis van de verkiezingsuitslag wordt vervolgens een bestuur samengesteld.

Echter, stemmen is géén kiezen!

Als regel blijkt dat Nederland in meerderheid stemt voor een toch wel rechts-van-het-midden gelegen koers, maar dat de politici er via uitsluiting (van o.a. PVV, FvD etc.) en ‘stemmen tellen’ er graag hun eigen werkelijkheid van maken. Omdat het kan, niet omdat het moet. In dit proces worden de ‘stemmers’ op een partij die in de oppositie komt vaak gemarginaliseerd of zelfs genegeerd. Het begin van polarisatie!

Natuurlijk is het gewenst dat het bestuur effectief kan regeren en een (regeer)programma opstelt dat kan rekenen op een meerderheid in de 2e Kamer of in een van de andere bestuurlijke organen.

Dat lijkt erg eenduidig, maar hier begint de invulling van de democratische besluitvorming bijzondere trekjes te krijgen. Op zoek naar een meerderheid worden partijen en programma’s gebruikt om via compromissen te komen tot een regeerakkoord. In dit proces worden niet zelden teksten geformuleerd die vaag zijn, bewust voor meerderlei uitleg vatbaar, zodat alle deelnemende partijen zich ‘erin kunnen vinden’. Dit proces van besturen doet zich ook voor in het opstellen van akkoorden en zelfs wetten, zowel nationaal als internationaal: (te) vage teksten waar men zich in kan vinden of achter kan verschuilen en waarmee de uitvoerende macht aan de slag kan gaan. Dit heeft desastreuze gevolgen voor de verder uitvoering van de regelingen en doet verder afbreuk aan het democratische proces van het gehele bestuur. Op de eerste plaats doordat de grote minderheid van de oppositie binnen een bestuursorgaan niet wordt gehoord of geen gehoor krijgt in de uiteindelijke bestuurlijke wet- en regelgeving. Op de tweede plaats omdat deze werkwijze de weg vrijmaakt voor typische invullingen van de democratie met veel lobby-werk (lobbycratie) of juist door beoordeling en invulling achteraf door juristen en rechters (juristocratie). Dat heeft desastreuze gevolgen voor het democratische proces.

Lobbycratie

Bij een lobbycratie wordt de democratie geweld aangedaan doordat de stem en belangen van bepaalde groeperingen extra benadrukt wordt en zo mede de koers van het beleid bepaald.

Tabaksindustrie, Shell, VNO-NCW, Vakbonden, Milieubeweging, Greenpeace ….

Zo was bijvoorbeeld het voorstel tot afschaffing van de dividendbelasting, waarvoor Rutte in 2017 pleitte, een voorbeeld van de effecten van de lobbycratie. De NOS kopte: ‘Dankzij Mark Rutte en de dividendbelasting weten we: de lobbycratie dicteert de democratie’.

Ander voorbeeld is de invulling van het stikstofbeleid en de nu ontstane stikstofcrisis. Deze is te wijten aan de lobby van natuur- en milieuorganisaties, naast een gebrek aan (elementaire) kennis over stikstof en de gevolgen hiervan voor de natuur bij de bestuurders én erg ver doorgeschoten regelgeving met kritische depositie-waarden. Daarbij komt dat o.a. in Natura-2000 gebieden een aantoonbaar ongeschikt model als Aerius wordt gebruikt om te berekenen (i.p.v. te meten) waar en hoeveel stikstof er precies op een bepaalde locatie neerslaat.

Een ander voorbeeld van een lobbyakkoord is het Klimaatakkoord. Aan de gevormde klimaattafels werd gesproken door en met de organisaties die daarvoor uitgenodigd waren. De wetenschap en de belastingbetaler ontbraken, de windmolenbouwers en installateurs van zonnepanelen en warmtepompen waren ruim vertegenwoordigd. De uitkomst stond al in grote mate vooraf vast.

De pogingen om zeer recent te komen tot een Landbouwakkoord zijn gestrand. Organisaties als LTO zagen weinig heil in de voorstellen van de regering en haakten af.

Ook het beroemde Nederlandse ‘polderen’ is een vorm van lobbycratie.

Het poldermodel is de naam die gegeven wordt aan het Nederlandse consensusmodel waarin werkgevers, vakbonden en overheid met elkaar aan tafel gaan zitten om te onderhandelen over allerlei akkoorden. Als beginpunt van het poldermodel wordt vaak het Akkoord van Wassenaar (1982) gezien, waarin de genoemde partijen een loonmatiging afspraken.

In geval van een akkoord wordt de democratie via de 2e-Kamer grotendeels buitenspel gezet aangezien de ‘belanghebbenden’ toch hebben aangegeven dat ze met de inhoud van de voorstellen kunnen instemmen.

Juristocratie

Bij een juristocratie wordt de toetsing van de wet neergelegd bij de rechter die, zeker als het vage teksten betreft, daaraan zijn eigen invulling kan geven. De uitspraken die zo tot stand komen zijn absoluut en daartegen is vaak géén beroep mogelijk en de rechter is ook aan niemand verantwoording verschuldigd. Oorspronkelijk was de toetsing bij de rechter bedoeld om na te gaan of de strekking van de wet juist werd toegepast. De wetteksten moesten zo eenduidig mogelijk zijn, maar de wetgever kon nu eenmaal niet alles voorzien, dus werd in twijfelgevallen de uitspraak van een rechter gevraagd. Dit soort ‘zwakke juridische toetsing’ is een prima zaak en dient de samenleving bij de invulling van de wet- en regelgeving.

Echter daar waar het oordeel van de rechter wordt gevraagd, en gegeven, over de grondwettelijkheid van de wet en de wettelijkheid van het beleid op basis van (te) vage wetteksten, krijgen de rechters de macht om wetten en beleid ongedaan te maken, zonder de mogelijkheid van beroep tegen hun uitspraken. Op deze wijze wordt jurisprudentie opgebouwd en kan de wet via de rechter een invulling krijgen die de oorspronkelijke opstellers nooit zo bedoeld hebben. De opmerking dat rechters onafhankelijk zijn wordt in de praktijk gelogenstraft doordat vele uitspraken zijn aan te merken als ‘bezien vanuit deze rechter’ of zelfs ronduit activisme. Dit is zeer ondemocratisch aangezien de rechter géén rekening en verantwoording hoeft af te leggen, niet weggestemd kan worden en er vaak géén beroep mogelijk is tegen de uitspraak.

Voorbeelden:

De belangengroep Urgenda spande in 2015 een rechtszaak aan tegen de Nederlandse Overheid. Urgenda is de organisatie voor innovatie en duurzaamheid die Nederland samen met bedrijven, overheden, maatschappelijke organisaties en particulieren sneller duurzaam wil maken. Onduidelijk is wie of wat Urgenda precies vertegenwoordigd en of er wel voldoende draagvlak is om een dergelijk proces te voeren ‘namens de Nederlanders’. Urgenda kiest vaak voor het voeren van rechtszaken zoals o.a. de Klimaatzaak. Urgenda won deze klimaatzaak, waarbij de rechter de Staat heeft opgedragen op meer actie te ondernemen tegen klimaatverandering en de CO2- uitstoot voor 2020 met 25% te verminderen.

De organisatie MOB (Mobilisation for the Environment), onder voorzitterschap van Johan Vollenbroek is een ngo die zich inzet voor de verbetering van de milieukwaliteit. Hij treedt op als vertegenwoordiger van bewoners- en milieuorganisaties bij het juridisch toetsen van milieuvergunningen en aanvechten van overtredingen van milieuregels door overheid en bedrijven. Vollenbroek kreeg in 2018 landelijke bekendheid toen hij met succes het Programma Aanpak Stikstof aanvocht. Daarnaast heeft Vollenbroek ook een commercieel milieuadviesbureau. Naast onduidelijkheid over wie MOB nu precies vertegenwoordigd (draagvlak) is hier ook tenminste de schijn van belangenverstrengeling: als MOB wordt betaald voor advisering, spant ze geen rechtszaak aan.

Ook op Europees niveau spelen dergelijke kwesties.

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) is een Europees gerechtshof dat in 1959 werd opgericht door de Raad van Europa om toe te zien op naleving van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). België en Nederland zijn twee van de 47 landen die dit verdrag hebben geratificeerd. Uitspraken hebben een bindend karakter voor de 46 lidstaten van de Raad van Europa, wordt een land veroordeeld, moet het maatregelen nemen om het onrecht te herstellen en om te vermijden dat het voorval zich kan herhalen. Dat geldt ook voor de lidstaten die niet rechtstreeks bij de uitspraak zijn betrokken. Door dit Hof is de uitspraak gedaan dat de onvolkomen huisvesting en opvang van migranten in Nederland gelijk wordt gesteld aan foltering. Een fantasierijke uitleg van de EVRM die grote gevolgen heeft voor Nederland en waartegen géén beroep mogelijk is.

Het zal duidelijk zijn dat deze invullingen van de uitvoering van wet- en regelgeving ver verwijderd is van het democratisch proces. Zo is het volstrekt onduidelijk namens wie organisaties als Urgenda of MOB hun processen voeren, terwijl de uitspraak verregaande gevolgen heeft voor bestuur en beleid. Daar is de rechter dan vervolgens weer niet voor verantwoordelijk of op aanspreekbaar. De rechtspraak van het EHRM zijn ver verwijderd van de bedoelingen die de opstellers van deze verklaring ooit hebben gehad. Ook daar is het Hof niet voor verantwoordelijk en ook niet op aanspreekbaar. In plaats van het democratische bestuur wordt zo het beleid gevormd door functionarissen die niet zijn gekozen en ook niet kunnen worden weggestemd.

In Nederland en in Europa zijn zowel de lobbycratie als de juristocratie steeds meer herkenbaar en daardoor tevens een belangrijke oorzaak van het tekortschieten van de democratie die is gebaseerd op Volkssoevereiniteit. Dit alles is funest voor het vertrouwen in de overheid, draagt bij aan de polarisatie en vraagt om een beweging terug naar de democratische invulling van bestuur en beleid zoals in een Volkssoevereiniteit is bedoeld.

De wedergeboorte van de democratie

Wat nodig is om de Volkssoevereiniteit te herstellen is op de eerste plaats het afschaffen van sterke vormen van juridische toetsing, waarbij het laatste woord over de wettelijkheid ligt bij rechters en niet bij het Volk (of haar vertegenwoordigers). De suprematie van de politiek moet worden herstelt door politieke partijen die het goed menen met de democratie, ondersteund door bekwame juristen. Het primaat van de politiek dient moet dus weer terugkomen, waarbij een beargumenteerde juridische toetsing van wetten en regelgeving plaats kan vinden, maar waarna bespreking van de meerderheids- en minderheidsopinies in het parlement men komt tot het laatste woord door de vertegenwoordigers van het Volk.

Bij het fenomeen lobbycratie is het zaak om ten alle tijden te waarborgen dat ALLE belanghebbenden een stem krijgen in het proces van totstandkoming van een afspraak of akkoord. Voldoende checks-and-balances derhalve. Bij het ontbreken daarvan is een dergelijk overlegmodel onvoldoende democratisch om te kunnen worden ingezet.

Tenslotte is het een overweging waard om te pleiten voor het (her-)invoeren van het referendum. Zowel raadgevende als corrigerende referenda zouden mogelijk moeten zijn. Met deze vorm van directe democratie worden de inwoners nadrukkelijk betrokken bij het beleid. Dat vraagt een goede voorbereiding en een goed informeren van de Nederlandse bevolking zodat een echte keuze mogelijk is. Vormen van propaganda, des-informatie of reclame voor bepaalde meningen moeten daarbij zoveel mogelijk worden voorkomen. Dat kan! Zie het voorbeeld van Zwitserland waar o.a. de volgende zaken via referenda aan de bevolking zijn voorgelegd. Daarbij is steeds gezorgd voor voldoende informatie zodat de bevolking een goed beeld kan krijgen van de gevolgen van een keuze. Voorgelegde thema’s:

  • Afschaffing van het vrij verkeer                        : vóór 38%, tégen 62%
  • Belastingaftrek kinderopvangkosten               : vóór 37%, tégen 63%
  • Vaderschapsverlof                                               : vóór 60%, tégen 40%
  • Aanschaf gevechtsvliegtuigen                           : vóór 51%, tégen 49%

In plaats van de uitstraling van de Nederlandse regering die ‘bang is voor de kiezer’ getuigt dit van een bewust opzoeken van de inwoners en deze betrekken bij en medeverantwoordelijk maken voor het beleid waaraan ze zich moeten committeren.

Ten slotte

Indien bij de invulling van het landsbestuur géén recht wordt gedaan aan de verkiezingsuitslag, maar via een systeem van ‘stemmen tellen’ en ‘uitsluiten’ wordt gewerkt aan een regeerakkoord en regering, is dat feitelijk het begin van polarisatie. De elite die op een dergelijke wijze invulling wil geven aan het landsbestuur negeert grote delen van de bevolking en legt daarmee het begin van dwang op aan de bevolking, terwijl juist gezocht zou moeten worden naar draagvlak en betrokkenheid. Zeker als de elite zover vervreemd is van de eigen bevolking dat men tot overdracht van soevereiniteit naar bijvoorbeeld de EU komt, is de dat feitelijk een uitholling van het democratische proces in Nederland. Er is niets tegen internationale samenwerking op basis van weloverwogen verdragen, maar het overdragen van zeggenschap is als het opheffen van grenzen, zonder dat er een goede verdediging tegenover wordt gesteld. Bij de internationale samenwerking moet ook altijd de mogelijkheid aanwezig zijn om aan sommige onderdelen van de samenwerking NIET mee te doen, zg. op-outs zoals o.a. Denemarken heeft bedongen. Tenslotte is samenwerking geen doel in zichzelf, maar een middel wat kan worden ingezet ten faveure van de samenwerkende partijen. Geen voordeel? Geen samenwerking!

André van der Leest

Nog wat nadere info voor de geïnteresseerden.

Staatsinrichting

Grofweg kunnen we momenteel de mensen indelen in degenen die zich wel eens de vraag stellen hoe het mogelijk is dat de treinen op tijd rijden, dat borden met snelheidsbeperkingen oplichten als er een ongeluk is gebeurd, dat meldingen op 112 een prompte opvolging krijgt via hulpdiensten, dat mensen een uitkering krijgen als ze werkloos worden, dat artsen klaar staan bij de SEH etc. etc. Anderen vinden deze orde vanzelfsprekend en denken daar nooit over na. Zijn hooguit verstoord als er iets niet klopt of als er iets fout gaat in de dienstverlening en service. 

Toch is deze orde niet vanzelfsprekend, in tegendeel.

Ergens in de 17e eeuw komen mensen samen om een contract[2] te sluiten waarbij zij een (absolute) macht boven zich plaatsen die orde schept en zo het leven voorspelbaar en leefbaar maakt. Tot die tijd was het eigenlijk een soort ‘ieder voor zich’ met veel agressie en geweld. Geen sprake van een samenleving.

Na het sluiten van een contract was aanvankelijk de macht in handen van een heerser in een  soort totalitaire staat. Later werd deze macht overgedragen aan een regering, gevormd door (vooraanstaande) burgers en werden hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden vastgelegd in een grondwet. Voor Nederland geldt de grondwet die dateert van 1814 en voor het laatst werd herzien in 2018. De grondwet regelt de inrichting van de Staat der Nederlanden. Artikel 1 begint met ‘de grondrechten’. Dit zijn rechten die burgers de vrijheid geven om zonder bemoeienis van de overheid te leven. Ook bevat de Grondwet de rechten om deel te nemen aan de samenleving en de politiek. De Grondwet waarborgt de grondrechten van elk individu alsook van de democratische rechtsstaat. De staatsinrichting is eveneens beschreven in de Grondwet. De Grondwet is verder gebaseerd op een democratische besluitvorming: Volkssoevereiniteit.

Trias Politica

De Franse filosoof Montesquieu[3] is de bedenker van de driemachtenleer, ook wel de trias politica genoemd. Volgens zijn theorie dient de staat zo ingericht te zijn dat drie machten van elkaar gescheiden zijn en elkaars functioneren bewaken. Het gaat hierbij om de wetgevende machtde uitvoerende macht en de rechtsprekende macht. Op deze manier zou niet één van deze machten de overhand kunnen krijgen.

In Nederland is de wetgevende macht niet strikt gescheiden van de uitvoerende macht, omdat de uitvoerende macht, de regering, ook wetgevende taken heeft. Deze wetgevende taken deelt de regering met de Staten-Generaal (de Eerste en de Tweede Kamer). Desondanks is de macht van de regering niet onbeperkt. Als uitvoerende macht wordt de regering namelijk gecontroleerd door zowel de Staten-Generaal als de rechtsprekende macht.

De rechtsprekende macht (bestaande uit de rechtbanken, gerechtshoven en de Hoge Raad) kan als onafhankelijk en gescheiden van de overige machten gezien worden, maar de rol van het Openbaar Ministerie en de Raad van State blijven onderwerp van debat. 

Geraadpleegde literatuur:

  • Het boek ‘Reset’, 2021, van Mark Elchardus[4] die er volgens in is geslaagd om zowel de vinger te leggen bij de misstanden van nu alsook de weg te wijzen hoe we als samenleving weer verder kunnen met elkaar. Dank daarvoor!
  • Over kernenergie: ‘Waarom we niet bang hoeven te zijn voor Kernenergie, de emoties en de feiten’ 2022, van Marco Visscher[5].
  • ‘De Verdeelde Nederlanden’ uit 2021 van Sjoerd Beugelsdijk[6] geeft een schets van de ‘perfect storm’ waarin een klein land dreigt te splijten. Zicht op het ontstaan van de polarisatie en wat we daaraan kunnen doen.
  • In ‘De Groene Kans’, uit 2020, van Maarten van Andel[7].
  • De bestseller van 2023 ‘De Stikstoffuik’ van Arnout Jaspers[8]

[1] Zwitserland: Zodra de verkiezingsuitslag bekend is, is ook het kabinet bekend. De vier grootste partijen vormen het kabinet: de drie grootste leveren elk 2 ministers, de 4e partij levert één minister. Voorstellen gaan met geheime stemming naar het parlement, waar in wisselende meerderheden wordt besloten. Verder wordt vaak gebruik gemaakt van referenda: inwoners nadrukkelijk betrekken bij het beleid.

[2] Thomas Hobbes in ‘Reset’, hfst. 12.

[3]  Franse staatkundige en rechtsgeleerde Charles Louis de Secondat, baron van La Brède en Montesquieu uit 1748. Hij onderscheidde de wetgevendeuitvoerende en rechtsprekende macht. Als de drie machten van elkaar gescheiden waren was er politieke vrijheid in een staat. 

[4] Mark Elchardus is een Belgisch hoogleraar sociologie aan de Vrije Universiteit Brussel. Het boek Reset. Over identiteit, gemeenschap en democratie, is een van de belangrijkste politieke boeken van de afgelopen decennia.

[5] Marco Visscher: Als aanvankelijk links-progressief zich ontwikkeld tot ecomodernist met een kritische blik op thema’s als de energietransitie en kernenergie. In dit boek vertelt Marco Visscher over de opkomst, ondergang en terugkeer van een onbegrepen energiebron: Kernenergie.

[6] Sjoerd Beugelsdijk geeft in dit boek een schets van de ‘perfect storm’ waarin een klein land dreigt te splijten. Zicht op het ontstaan van de polarisatie en wat we daaraan kunnen doen.

[7] Maarten van Andel geeft een pleidooi voor drastische energiebesparing te lezen met daaraan gekoppeld een oproep tot gedragsverandering.

[8] Arnout Jaspers geeft in dit boek een inkijkje inde wijze waarop het thema stikstofprobleem is ontstaan, hoe het alleen in Nederland tot een stikstofcrisis kon komen en welke bestuurlijke beslissingen zijn genomen op basis van onwetendheid, misbruik van wetenschap en schimmige deals in achterkamertjes.

De onzin van hoog versus laag opgeleid

Het blijft maar doorgaan: vele schrijvers over het thema kunnen maar niet verder denken dan hoog- en laag opgeleiden. Het is dodelijk voor elke discussie. Daarbij is het ook niet waar. Het lijkt voornamelijk te zijn gekoppeld aan het opleidingsniveau, het schoolniveau dat iemand heeft gevolgd en waarvoor een diploma is behaald. De verdere ontwikkeling komt niet of nauwelijks in beeld.

Het besef dat de zg. ‘gouden handjes’ niet zonder ‘gouden hersenen’ kunnen is zeker nog niet geland. Wel is algemeen aanvaard dat iemand met ‘twee linkerhanden’ hopelijk wel ‘goed kan leren’, ofwel zich de theoretische leerstof van een bepaalde opleiding goed eigen kan maken.

Het is wellicht beter om te spreken over Praktisch-Intelligent (PI) en Theoretisch-Intelligent (TI). Waarbij je wel spreekt van gelijkwaardigheid.

Waar het écht om gaat is de mate van vakmanschap en de professionaliteit waarmee je invulling geeft aan de uitoefening van je beroep.

En dat geldt voor ALLE beroepen in ALLE sectoren.

Daarbij zijn in alle beroepen zowel uitmuntende vakmensen (m/v) te vinden alsook mensen die minder functioneren in het door hun uitgeoefende beroep. Voor elk beroep is voldoende kennis nodig én voldoende vaardigheden. In de pedagogiek is deze combinatie vaak aangeduid met ‘competentie’: Competentie is het vermogen om een taak met de juiste kennis en vaardigheden te verrichten. In feite staat adequaat handelen daarbij centraal. Waarbij vaak ook nog het begrip ‘houding’ wordt toegevoegd, in de betekenis van gedrevenheid of passie. Hier gebruik ik de aanduiding ‘competent’ als het beschikken over zowel kennis als vaardigheden en passie.

Wat is een ‘beroep’?

Een definitie is best lastig en wordt al gauw iets als: ‘een samenhangend geheel van arbeidstaken die voor de uitvoering een bepaalde vakkennis of -kunde vereist is wat voor de samenleving herkenbaar is’. Daarbij is het onderscheid met een functie is dat deze door de betreffende organisatie wordt bepaald, terwijl beroepen maatschappelijk worden bepaald, onder meer door opleidingen en beroepsorganisatie. Hierbij is géén onderscheidt is niveaus van beroepen, géén hoog, midden of laag, alleen een aanduiding van vakmanschap.

De professionaliteit van een beroep is gelegen in de kennis, vaardigheden, zeg maar de deskundigheid waarmee een beroep wordt uitgeoefend. De kennis moet up-to-date zijn, dat betekent vaak een leven lang (bij)leren. De vaardigheden vragen constante oefening en training. De deskundigheid moet zo voldoende op peil blijven.

Als dit gebeurd met voldoende motivatie of passie, kun je spreken van vakmanschap (m/v). Vooral de motivatie laat zien om dat de vakman er ‘het beste van wil maken’. Het is dit samengaan dat zorgt voor het leveren van topprestaties waar de maatschappij waardering voor heeft. Herkenbaar??

Let wel, dit geldt voor ALLE professionele vakmensen. Dus ook voor de monteur, stratenmaker, voetbaltrainer, sporter, advocaat, rechter, arts, planoloog etc. etc.

Beloning: wat is vakmanschap waard?

Professionele vakmensen krijgen waardering, ook in de vorm van beloning. En juist daar is zich momenteel een grote verandering aan het voltrekken. Voorheen waren beroepen als notaris en bankier bijna vanzelfsprekend beroepen die konden rekenen op een hoog inkomen. Gebaseerd op deskundigheid, integriteit etc. Daarentegen werden chauffeurs, verplegers, schoonmakers en vergelijkbare vakmensen veel minder beloond voor hun prestatie. Ook de beroepen die meer richting ondernemer gaan of ambachtelijk zijn, denk aan o.a. de bakker, slager, bloemist, maar ook aan de leerkracht of onderwijzer, de ambtenaar etc., zijn beroepen waarvoor de beloning niet vanzelfsprekend hoog zijn. Terwijl het benodigde vakmanschap vaak net zo bijzonder is dan de beroepen waarvoor veel geld wordt betaald. Soms is de maatschappelijk waardering doorslaggevend. Voetballers werden pas beloond nadat er beroepsvoetbal was uitgevonden. Nu lopen er goed betaalde miljonairs op het veld om hun kunsten te laten zien.

Inmiddels worden vakmensen, behorende tot de groepen ‘ontwerpers’ en ‘makers’ ook steeds meer gewaardeerd en beter beloont. Een goede installateur ontvangt momenteel een hogere beloning dan een jurist. Voor werknemers is dit alles geregeld vaak geregeld in Cao’s, inclusief afspraken over werktijden, vakantie(geld), opleidingen en salaristabellen. Voor zelfstandigen en ondernemers is dat niet vastgelegd.

Opleidingen en hun waarde

De waardering voor zowel de theoretisch-gekwalificeerden als de praktisch-gekwalificeerden zou gelijkwaardig moeten zijn: beiden hebben hun waarde en verdienen daarvoor ook de credits.

De gelijkwaardige waardering zou dan ook vanzelfsprekend moeten zijn, maar de realiteit is dat de praktisch opgeleiden hierbij toch wel een steuntje in de rug kunnen gebruiken, terwijl de betekenis voor de samenleving juist erg herkenbaar en belangrijk is. Praktisch-gekwalificeerden zijn als volgt aan te duiden: het zijn: ‘Gouden handjes die niet zonder gouden hersenen kunnen!’

Een voorbeeldje, Over retoriek en debatvaardigheden.

Iemand als bijvoorbeeld Mark Rutte is verbaal dermate sterk dat als je hem een standpunt laat verdedigen in een debat-wedstrijd hij daarin nagenoeg onverslaanbaar is. Dat geldt óók voor het standpunt dat 180 graden de andere kant op gaat: ook dat weet hij zo te verwoorden dat er niets tegen in te brengen lijkt. Ik zeg lijkt, want vaak is het zo dat als je los van het debat-moment even na kunt denken over de inhoud van het betreffende thema, daar juist héél véél tegenin te brengen is.

In dit soort ‘wedstrijdjes’ ontbreekt vaak de visie, de vraag ‘waarom’ of ‘waarvoor’ of ‘waartoe’??

De theoretisch-gekwalificeerden, ofwel de afgestudeerde juristen, politicologen, bestuurskundigen, historici en meer van dit soort alpha-achtigen, hebben als regel twee linkerhanden, kunnen NIETS fysieks-concreet maken of repareren, maar zijn vaak héél goed in het opzetten van redeneringen, kunnen daarbij fantastische redevoeringen houden en zijn in retorische debat-wedstrijdjes nauwelijks te verslaan! Het opstellen van brieven, notities, rapporten, verweerschriften etc. zijn ook vaardigheden die door deze groep uitmuntend beheerst worden.

De praktisch-gekwalificeerden,  de ‘Gouden Handjes-mensen’ zijn misschien, maar niet altijd, verbaal wat minder ‘ad rem’ of vaardig, kunnen wellicht wat minder goed een verhaal op papier zetten of uitschrijven, maar hebben een fantastisch gevoel voor techniek, ruimtelijk inzicht, logische processen opzetten en storingen in machines of installaties detecteren én oplossen. Kunnen huizen, machines, software etc. bouwen of onderhouden. Zijn goed in verpleging of koken of iets dergelijks. Kortom, ze zijn in praktische zin vaak zéér nuttig voor de samenleving.

En ja, ook theoretisch-gekwalificeerden, de briljante afgestudeerde jusristen, politicologen, bestuurskundigen, historici en meer van dit soort alpha-achtigen kunnen natuurlijk ook gewoon goed of zelfs uitmuntend zijn in hun vak of beroep. Ze zijn veelal theoretisch opgeleid, hebben wel onderzoeks-vaardigheden geleerd en kunnen op grond daarvan tot fantastische prestaties komen. Ook hier zijn vakmensen en professionals te vinden die alle waardering verdienen. Daarin is géén onderscheid met praktisch-gekwalificeerde vakmensen.

Tot welke conclusie leidt dit?

Zowel de theoretisch als de praktisch gekwalificeerde vakmensen kunnen als volwaardige professional een bijdrage leveren aan de samenleving die van onschatbare waarde is.

Geplaatst 12 juli’23

Energietransitie wéér op dood spoor!

In mijn blog van november 2019 schreef ik al over het klimaatakkoord en de stip op de horizon zoals ik die toen zag. Zowel mooi alsook pijnlijk is de constatering dat nu, anno  2023, we op een punt staan om de nadere invulling te maken voor de vraag ‘hoe dan?’, waarbij het erop lijkt dat mijn pleidooi vóór kernenergie meer aandacht krijgt. Met de nadruk op ‘lijkt’, want wat ik nu zie geeft niet echt veel hoop op een daadwerkelijke invulling. Tenminste, niet onder de verantwoordelijkheid van Rob Jetten.

Om een antwoord te geven op de vraag hoe het Nederlandse energiesysteem er in 2050 uit gaat zien heeft de overheid een commissie ingesteld onder de naam Expertteam Energiesysteem 2050. Eind maart 2023 moet deze commissie komen met haar aanbevelingen. Het gevaar van een herhaling van het drama rond de ‘Klimaattafels’ is hierbij niet denkbeeldig.

De hoofdvraag van deze commissie was: ‘Wat is de rol van kernenergie in de mogelijk toekomstige energiemix in Nederland tussen 2030 en 2050 en daarna?’.

Daarmee leek het erop dat het taboe op kernenergie doorbroken was en dat kernenergie naast zon, wind en biomassa, een belangrijk deel uit zou gaan maken van de toekomstige Nederlandse energiemix.

Echter, de samenstelling van het Expertteam draagt onmiskenbaar het stempel van Rob Jetten. Ze zijn afkomstig uit ambtelijke en academische kringen en hebben geen banden met commerciële bedrijven en organisaties in de energiewereld.

In het Expertteam zijn de volgende experts vertegenwoordigd: omgevingspsychologie, duurzame financiering, beleidsanalyse, innovatie en brede welvaart en er is ook een plek ingeruimd voor een vertegenwoordiger van de actievoerende klimaatjongeren. Energie-experts met praktische ervaring in energieopwekking en distributie maken géén deel uit van het Expertteam.

Anders gezegd: ze zijn zo gekozen dat de uitkomsten van hun discussies al grotendeels vast staan en dat de implementatie van de adviezen vast gaat lopen op onuitvoerbaarheid en te weinig resultaten!

Met geen woord wordt er gerept over kernenergie terwijl dat toch de directe aanleiding was voor het instellen van het Expertteam.

De voortgang van het werk van deze commissie is te volgen op de website www.etes2050.nl.

De Startnotitie, uitgebracht op 31 mei 2022  en het tussenrapport op 8 november 2022 met de eerste tien voorlopige conclusies na een half jaar onderzoek, zijn niet erg hoopgevend. Veel geneuzel over (rand)voorwaarden, leidende principes en zogeheten ‘enabling conditions’ maar geen woord over kernenergie en daar zou het toch over moeten gaan. Het Tussenrapport is niet veel beter. Het staat vol geleerd en gewichtig klinkend proza maar er is nog geen spoor te bekennen van hoe de energiemix er in 2050 uit zou kunnen zien. 

Dit alles meer dan een jaar nadat een is aangenomen in de 2e Kamer én bijna een jaar nadat in het Coalitieakkoord de bouw van twee kerncentrales werd aangekondigd.

De leden van het Expertteam hebben duidelijk moeite de nieuwe realiteit onder ogen te zien en Rob Jetten kan aan de hand van hun adviezen verder dromen over wind, zon en biomassa, zonder daarmee een realistisch perspectief te schetsen voor een energietransitie die werkelijk kans van slagen heeft. 

Waarom Rutte-4 snel moet opstappen

Zoals ik op de home-pagina al aangaf is het regeerakkoord van Rutte 4 voor mij de druppel geweest die de emmer heeft doen overlopen! Mijn VVD-lidmaatschap heb ik opgezegd. Hier kunt u lezen waarom dat is gebeurd.

Een representatieve enquête, onder 3500 respondenten, uitgevoerd door Peil.nl[1] in oktober 2021 legt exact de vinger op de zere plekken. En die zijn er velen kan ik je zeggen. Mijn specifieke reactie op het regeerakkoord van Rutte-4 heb ik weergegeven aan de hand van de volgende acht punten:

  1. Asielbeleid.

Dit is de afgelopen jaren een droefenis geweest! In woorden werd net gedaan alsof dit een serieus probleem was waar nodig iets aan gedaan moest worden. De praktijk en vooral de instroomcijfers alsook de niet-vertrek-cijfers van uitgeprocedeerden laten een ander beeld zien. En nu wordt de overlast die is veroorzaakt door dit centrale beleid afgewenteld op de gemeenten! Geen misverstand: natuurlijk moeten we echte vluchtelingen helpen, het liefst in de eigen regio, maar de gelukszoekers horen hier niet thuis. Het nieuwe beleid van R4 is: ‘In het EU-migratiebeleid willen wij inzetten op migratiepartnerschappen met derde landen die materieel voldoen aan de voorwaarden van het Vluchtelingenverdrag om migratiestromen te beheersen en terugkeer te realiseren.’ Dit is ronduit een lachertje! In plaats van de grenzen te sluiten en illegalen het land uit te sturen wordt ‘ingezet op’ iets vaags.

  • Bouwplannen.

Na tien jaar komt er een minister voor ruimtelijke ordening! Net nu de regio’s, provincies en gemeenten dit aan het oppakken zijn door zowel voor de eigen inwoners als voor de regio bouwplannen te realiseren, dreigt er weer bemoeienis te komen van de rijksoverheid. Daar zit NIEMAND op te wachten! Dit kun je nu juist beter regionaal regelen!

  • Stikstofproblematiek

Deze zogeheten stikstofcrisis bestaat alleen in Nederland en is het gevolg van bestuurlijk falen. Waarom? Hierom: Nederland kent géén vrije natuur. We hebben een 100% aangelegd parklandschap. Bossen, heiden, weidengebieden: alles is ontstaan door menselijk ingrijpen. Zelfs de Veluwe is het resultaat van houtkap voor de bouw van Amsterdam! We leven in een aangeharkt land en zijn zelf verantwoordelijk voor de inrichting ervan.

Bestuurlijk is het aanwijzen van de vele kleine Natura2000 gebieden de basis voor de huidige stikstofellende. De oplossing is simpel: ga naar Brussel en vertel dat we het aantal Natura2000 gebieden gaan heroverwegen: klaar! Nu dreigt er zelfs een minister voor te komen met een rigoureus budget om hier ‘iets aan te gaan doen’! Het moet niet gekker worden!

  • Klimaatbeleid.

Op de eerste plaats de naam al: alsof je het klimaat beleidsmatig kunt regelen! De onzin spat er vanaf. Zeker wél mogelijk is het werken aan een goede energietransitie. Als vervolgens blijkt dat daardoor de opwarming van de aarde verminderd, is dat mooi meegenomen, zelfs al zijn het getallen ver achter de komma!

De aanpak van de vorige kabinetten was gebaseerd op doelstellingen en afspraken in Parijs en op een lobby-akkoord hier in Nederland. Dat alles resulteerde in de RES, nu de Transitievisie Warmte (TVW) en héél véél luchtfietserij en onzinmaatregelen!

Biomassa resulteerde in het verbranden van bossen van andere landen met subsidie van de overheid. Alleen om op papier te voldoen aan de doelstellingen. De natuur zelf werd er véél slechter van!

De opwelling ‘van het gas af’ van Wiebes e.a. is een van de meest slechte besluiten ooit! Enkel en alleen genomen als reactie op de problemen in Groningen, die zeker opgelost moeten worden, maar die NIETS te maken hebben met de energietransitie.

Inmiddels is dit onzinbesluit niet meer te vinden in dit regeerakkoord, wat dé facto zeker winst is, maar een argumentatie hiervoor of een ‘sorry, foutje’ is nergens te vinden!

Ook de decentrale, grootschalige opwekking van elektriciteit met mega windmolens en zonneweides blijkt in de infrastructuur van Nederland niet te passen! Nu al is het ‘VOL’ en dan staan we nog maar aan het begin van deze energietransitie! Inhoudelijk is de keuze voor ‘wind en zon’ véél te beperkt en onuitvoerbaar! Lokaal is voor de uitvoering van de RES nog een beetje bijsturing mogelijk gebleken, maar dat is marginaal. Het enige goede voornemen in dit regeerakkoord is de aankondiging van de inzet op kernenergie: enkele nieuw te bouwen centrales! Bij de aanvang van de discussies in de Gemeenteraad over dit thema heb ik dat reeds genoemd, waarbij me dat toen niet in dank werd afgenomen! Maar goed: gelukkig breekt dit inzicht nu wel door!

De TVW is nog maar net van start en daar zijn wat meer realistische uitgangspunten te vinden. Kennelijk heeft de strijd toch iets opgeleverd.

  • Europa.

Het regeerakkoord meldt: ‘Voor het EU buitenlandbeleid zetten we ons in om het vetorecht af te schaffen bij sancties, mensenrechtenschendingen en civiele missies. We onderzoeken vervolgens op welke onderdelen van het EU buitenlandbeleid dit nog meer wenselijk en haalbaar is voor meer slagvaardigheid.’ Met andere woorden: alle ballen op Europa, weg met de eigen soevereiniteit en zeggenschap. Niet mijn keuze! Europese samenwerking is prima, maar wel op basis van gelijkwaardige samenwerking tussen zelfstandige landen. Het is nog steeds onacceptabel dat de wensen van de Nederlanders, uitgesproken in een referendum in 2005, t.a.v. de ‘EU-grondwet’[1] geen enkele gevolg hebben gekregen. Met een bureaucratische truuk werd de grondwet toch geaccordeerd: een miskenning van de democratie en van het volk door deze volksvertegenwoordigers, onder aanvoering van Mark Rutte. Als de EU werkelijk iets zou willen betekenen dat zijn er voldoende beleidsterreinen waarop dat zou kunnen: migratie, energietransitie, handel en economie, defensie om maar enkele onderwerpen te noemen.

  • Defensie:

Het akkoord geeft aan dat ‘De coalitie 3 miljard extra uittrekt voor Defensie’. Dat klinkt op een begroting van 8 miljard natuurlijk erg  dapper,  maar zelfs hiermee voldoet NL nog niet aan zijn verplichtingen. Een echte schande die al jarenlang voortwoekert en die er zelfs toe heeft geleid dat de militairen ‘pang-pang’ moesten roepen bij een oefening omdat er géén oefenmunitie beschikbaar is. Daarbij komt nog dat er momenteel schepen van de marine rondvaren slechts voorzien van magnetron-faciliteiten i.p.v. een echte keuken! Daar heeft niemand het over. Ons defensieapparaat is weer terug op het niveau van vóór de 2e WO: ‘gebroken geweertje’.

  • De voltooid leven-kwestie?

Een volgend ‘liberaal vreemd’ speeltje is binnengebracht in dit akkoord: voltooid leven. Dat blijkt nu nog een zg. ‘vrije kwestie’ te zijn, maar zal ongetwijfeld met voldoende drammen tot wet- en regelgeving leiden. Net als het verplichte donor-gebeuren is dit thema géén taak van de overheid. Elke persoon is vrij om hier naar eigen bevind van zaken mee om te gaan. Ofwel: it’s mine te gif, not yours to take! Dus: NIET MEE BEMOEIEN!

  • Financiën

M.a.w.: wie gaat dat betalen?

Het motto van dit akkoord zou hier prima van af te leiden zijn: “Geld speelt geen rol!”

Het regeerakkoord meldt: ‘Het kabinet gaat structureel 12,8 miljard euro meer uitgeven (bij Rutte III was dat 9 miljard euro). Dat is het resultaat van 18,7 miljard meer uitgaven en 5,9 miljard euro bezuinigen.’

Het was altijd een goede liberale traditie om te kiezen voor een kleine overheid en een zuinig, solide financieel beleid. Daarmee wordt hier grondig gebroken: het geld is (nu!) kennelijk ‘gratis’ dus strooien maar! Een ongelofelijke opstelling die richting: ‘de wal zal het schip wel keren’ gaat. Geen enkel verantwoordelijkheidsgevoel voor nu, onze kinderen en kleinkinderen. En gezien al het bovenstaande wordt onze welvaart met foute én dure maatregelen opgeofferd aan de grillen van actiegroepen, klimaat-gelovigen en andere onzin. De inflatie loopt nu al op, de energieprijzen rijzen de pan uit en steeds meer Nederlanders komen niet meer rond.

Nogmaals: NIET mijn beleid, NIET mijn keuzen en NIET mijn geld!

Ten slotte nog een algemene opmerking over de inhoud en tevens de stijl van dit akkoord: het is volstrekt niet SMART, niets is echt concreet, het akkoord bevat géén meetbare doelstellingen, maar slechts richtingen en lawaaitaal!

Dit kabinet kan hier nooit op worden afgerekend want er staat NIETS concreets!

Het vormt de opmaat voor een bureaucratie die zijn weerga niet kent i.p.v. een echt nieuwe, transparante bestuursstijl die het vertrouwen in de overheid moet verbeteren.

Je zou bijna zeggen: “Laat ze maar gauw beginnen, des te eerder zijn ze weer WEG!”

Mega-teleurstellend is dit!


[1] Het Nederlandse electoraat heeft zich op 1 juni 2005 uitgesproken tegen een Europese grondwet. Volgens de uitslag was 61,5 procent tegen en 38,5 procent vóór.


[1] Enquête Peil.nl: zie https://nlslash.nl/mwenb/211212_Enquete_Rutte_IV.pdf

Gepubliceerd 31 maart 2022

Het kan weer….of nee, toch niet?!

Bestuurlijk onvermogen!

We schrijven 11 juli’21, de dag van de EU-voetbalfinale tussen Italië en Engeland. Enkele dagen nadat onze regering besloot om toch maar weer maatregelen op te leggen in een poging de corona-besmettingen terug te dringen. Alles op basis van een spoed-advies van het Outbreak Management Team (OMT) en het RIVM.

De eerste maatregel is: de horeca moet weer aan banden! Want daar gebeurt het: besmettingen van jongeren die weer graag ‘los’ willen, zeker toen de overheid aangaf: het kan weer. Tsja, wat verwacht je dan? Deze jongeren lopen kennelijk besmettingen op in hoog tempo: tot wel 10.000 per dag. Dat is op zich niet zo verbazingwekkend, als je even nadenkt over hoe snel een besmetting zich kan verspreiden. Als het begint met twee personen, ben je 5 stappen verder al op 32 besmette personen. En stel, je begint met 7 personen die besmet zijn, dan ben je 5 stappen verder al op ruim 16.000 besmettingen. Ja dat gaat snel en noemen we exponentieel.

De hamvraag is echter: zijn de jongeren er ook echt ziek van? Ligt binnen no time een deel in het ziekenhuis of, erger nog, op de IC? Nee! Of misschien beter: nog niet. Of is de verwachting misschien dat zoiets ook niet gaat gebeuren? Daar lijkt er wel op. Wat wel een effect kan zijn van dit virus op de jongeren is een langdurig gevoel van vermoeidheid, concentratiestoornissen en meerdere vervelende fysieke ongemakken. Vertel ze dat dus vooral! Het lijkt erop dat het NIET levensbedreigend is, maar wel heel vervelend kan zijn. Wel een groot verschil met het begin van de crisis. Dat zou ook terug moeten komen in de aanpak en in de maatregelen.

Pikant detail is dat jongeren massaal gevolg hebben gegeven aan de oproep tot vaccinatie, en wel met het ‘Jansen-vaccin’: slechts één prik nodig! Alleen: dan duurt het nog wel 28 dagen vóórdat je lichaam het maximale aantal antistoffen heeft aangemaakt. Minister De Jonge en MP Rutte vinden het tóch verantwoordt! Dus: hoppa, naar de kroeg en feesten! De stijging van het aantal besmettingen komt vooral door 20 tot 29-jarigen: deze jonge feestelingen dus. Dat was echt onverwacht, niet te voorzien, kon niemand weten!

Nou, laat ik het dan maar zeggen: STELLETJE KLUNGELS!

Natuurlijk was dit te verwachten! Dat JULLIE dat niet zien, zegt méér over jullie bestuurlijke tekortkomingen dan over de logica achter deze gedragingen en getallen. En dan het vervolg: hup, de horeca weer aan banden! En ook alle evenementen met ‘live – entertainment’ en harde muziek zijn (weer) verboden. Tot 13 augustus’21, de dag vóórdat het zomerreces eindigt. Toeval bestaat niet…

Moraal van het verhaal:

Tot nu toe heb ik me verre gehouden van commentaar op de aanpak van de coronacrisis. Maar deze bestuurlijk onkunde wordt echt te gek voor woorden! Wat dan wel?

Op de eerste plaats als een speer doorgaan met vaccineren: op naar de 100%! Dat is echt het enige wat helpt.

Op de tweede plaats: geef aan dat er een tijd nodig is tussen de vaccinatie en resistentie: iets van een bijsluiter: ‘Let op, pas 4 weken na de laatste vaccinatie bent u voldoende beschermd.’ En geen aan dat je wel vervelende klachten kunt krijgen gedurende lange(re) tijd. Niet levensbedreigend, wel heel vervelend.

Op de derde plaats: neem géén generieke maatregelen, maar specifiek: kijk naar de ‘brandhaarden’ en neem daar maatregelen. En graag in goed overleg met de betrokkenen: die willen echt wel meewerken! Het is ook in hun belang. Maar de generieke maatregelen treffen sectoren zoals horeca, uitgaansgelegenheden en festivals onevenredig zwaar. Dat is niet nodig en het kan echt anders. Dat heet MAATWERK,

Tenslotte nog een aanbeveling aan Minister De Jonge en MP Rutte: zoek een functie elders!

Gepubliceerd 11 juli’21

Nederland is toe aan het Zwitserse besturingsmodel

Nederland is toe aan het Zwitserse besturingsmodel

“Niks geheime kabinetsformatie; transparantie en betrokkenheid: volg het voorbeeld van Zwitserland!”

In Nederland kennen we veel polarisatie. Een van de resultaten van het ‘niet gehoord worden’ door grote groepen in de samenleving. Zelfs nu, vóór de verkiezingen, worden al partijen uitgesloten van samenwerking en regeringsverantwoordelijkheid. Sterker nog: zelfs als een partij de grootste zou worden is dat nog geen garantie voor regeren. Vind je het gek dat dit tot opstand leidt? Hoogste tijd voor een ander model.

Het Zwitserse model zou voor Nederland als voorbeeld moeten gelden!

De inwoners van Zwitserland zijn heel nadrukkelijk betrokken bij het besturen van hun land. Wellicht is het land daarom ook zowel eigenzinnig als succesvol. Te beginnen bij de kabinetsformatie. Zodra de verkiezingsuitslag bekend is, is ook het kabinet bekend. De vier grootste partijen vormen het kabinet: de drie grootste leveren elk 2 ministers, de 4e partij levert één minister. Voorstellen gaan met geheime stemming naar het parlement, waar in wisselende meerderheden wordt besloten. Verder wordt vaak gebruik gemaakt van referenda: inwoners nadrukkelijk betrekken bij het beleid.

In Zwitserland hebben ze zo’n 13 partijen, beetje vergelijkbaar met de Nederlandse situatie, maar altijd nemen de vier partijen met de meeste stemmen automatisch plaats in het kabinet. De drie grootste met twee zetels, de vierde met één. Zij noemen dat hun ‘formule magique’.

Zo ontstaat een kabinet van 7 ministers, dat is kennelijk genoeg!

Verkokeringskansen van beleidssectoren en hun lobbyactiviteiten vooraf, zijn daarmee al direct tot een minimum teruggebracht.

Een regeerakkoord is niet nodig: verkiezingsprogramma’s vormen de basis voor elk van de partijen. Deze toverformule is een stilzwijgende ongeschreven regel, ontstaan uit een oude afspraak tussen de Zwitserse partijen. Ze doen dat zo al ruim 60 jaar.

De zeven ministers brengen als kabinet de aan hun regeringstafel door geheime stemming tot stand gekomen voorstellen naar het parlement. Het parlement besluit op basis van wisselende meerderheden in de beide kamers.

Grote voordeel is dat niemand wordt uitgesloten. Geen partijen die in een cordon sanitaire zitten; geen grote oppositiepartij die buiten de regering zit. Dat houdt ook in dat je als kleinere partij niet tot zo’n kabinet kunt toetreden (zoals bij ons nu de ChristenUnie). Het maakt een einde aan hun (vaak onterechte en veeleisende) sleutelpositie als ze nodig zijn voor een coalitiemeerderheid.

Kleine(re) partijen in het Zwitserse systeem kunnen met o.a. initiatiefwetsvoorstellen hun inbreng blijven leveren.

Een Zwitserse aanpak zou Nederland veel voordelen bieden. De effectieve regeerperiode neemt fors toe door het ontbreken van een (lange) formatieperiode. Maar het belangrijkste voordeel is dat op deze wijze de polarisatie wordt verkleind. De meeste burgers weten zich vertegenwoordigd in het kabinet. In Zwitserland is dat steeds meer dan 75% geweest. De overige partijen worden zeker gehoord.

Géén regeerakkoord

Niet onbelangrijk is dat er géén in-beton-gegoten regeerakkoorden zijn. De flexibiliteit van regeren en reageren bij veranderingen in het sociaal en financieel klimaat wordt alleen maar groter. Daarnaast zullen nauwverwante partijen gaan fuseren, dat levert immers meer kansen op om bij de grootste vier te komen. En dat werkt versnippering tegen. De problemenlijst van de Staatscommissie Remkes, die in 2018 de Nederlandse democratie onderzocht, wordt zo ook weer korter.

Vanzelfsprekend zal een dergelijke vernieuwing bij ons niet zo maar doorgevoerd worden. Wij hebben een andere geschiedenis dan de Zwitsers. Maar ik wil laten zien hoe het ook kan en hoe we op termijn misschien ook zoiets kunnen proberen, naast de andere goede voorstellen van de commissie-Remkes.

Wellicht een idee om hiervoor een commissie Remkes-2 te initiëren, deze keer bijgestaan door Zwitserse adviseurs.

Wat wordt aan de inwoners voorgelegd? Enkele thema’s als voorbeeld:

  • Afschaffing van het vrij verkeer                        : vóór 38%, tégen 62%
  • Belastingaftrek kinderopvangkosten               : vóór 37%, tégen 63%
  • Vaderschapsverlof                                               : vóór 60%, tégen 40%
  • Aanschaf gevechtsvliegtuigen                           : vóór 51%, tégen 49%

Dan heb je toch als inwoner het idee dat je mee kunt praten en beslissen. Dat je gehoord bent en dat er rekening met je wordt gehouden.

Op geen enkele wijze blijkt dat de inwoners hiervoor te weinig kennis van zeken hebben of te weinig bestuurlijke verantwoordelijkheid, het zijn dezelfde mensen die op andere plaatsen belangrijke maatschappelijke functies vervullen en verantwoordelijkheden dragen. Huiseigenaren, ondernemers, voetbalscheidsrechters, huizenbouwers, monteurs, leerkrachten, verplegers etc. etc. Allemaal met het gevoel erbij te horen en mee te kunnen beslissen.

Ik zie geen nadelen! U wel??

André van der Leest

Hypertolerantie bedreiging voor tolerante samenleving

Voor dit artikel werd ik geïnspireerd door een bijdrage van Corine Vloet uit 2015[1] waarin zij schreef over de tolerantieparadox. De kern van het artikel kwam van Karl Popper:  “Onbeperkte tolerantie leidt tot het verdwijnen van tolerantie. Als we tolerant zijn zelfs tegenover degenen die intolerant zijn, als we niet bereid zijn een tolerante samenleving te verdedigen tegen de aanvallen van de intoleranten, dan zullen de toleranten worden vernietigd, en de tolerantie met hen.” Karl Popper in ‘The Open Society and Its Enemies (1945)’.

De tolerante samenleving zoals wij die kennen is een democratische samenleving, in ons geval een samenleving waarbij een parlementaire democratie is gevestigd en waarbij de overheid, zowel landelijk als lokaal, invulling geeft aan beleid en besluitvorming volgens de democratisch spelregels. In deze democratie is ruimte voor politieke partijen, landelijk en lokaal, die vanuit hun overtuiging invulling geven aan bestuur en beleid. Vaak is hun overtuiging neergelegd in beginselverklaringen, manifesten en, voor de actualiteit, in een verkiezingsprogramma. Bij verkiezingen wordt de kiezer de mogelijkheid geboden om te stemmen op personen van een partij die geregistreerd is als formele politieke partij. Daarbij zijn partijen die voluit de democratie onderstrepen en willen uitvoeren, maar er zijn ook partijen waarbij je vraagtekens kunt zetten bij het door hun nagestreefde doel en beeld. Het resultaat van verkiezingen levert de basis voor een democratisch gelegitimeerde regering of Raad voor de tolerante samenleving. Zo kennen we het inmiddels al gedurende vele jaren.

Vijanden van de tolerante samenleving

Inmiddels lijken er echter ‘vijanden’ van deze tolerante samenleving te ontstaan. De roep om een sterke leider klinkt af en toe door, maar daar is het systeem wel aardig tegen beschermd. Daar waar groepen zich afkeren van de democratische besturen en hun invloed willen laten gelden, of zelfs eigen regels willen hanteren, wordt het ernstiger. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de streng Christelijke groeperingen in de Bilbebelt die geheel eigen leefregels hanteren, maar ook andere religieuze groeperingen zoals de Joden en verschillende islamitische groeperingen. Op de keeper beschouwd zijn dit allen groeperingen die de democratische regels zoals hiervoor beschreven het liefst buitenspel willen zetten om hun opvattingen over de inrichting van de samenleving als richtsnoer voor alle inwoners te laten gelden. Zolang leden van deze clubjes uit eigen vrije beweging voor deze vorm van intolerantie kiezen, en zolang ze weten en accepteren dat ze hun denkbeelden en leefwijzen niet aan de rest van de samenleving kunnen opdringen, is er weinig aan de hand. Hun vrijheid schaadt de onze niet. Deze extremisten zijn dus niet het probleem.

Anders wordt het als vanuit extremisten gedreigd wordt met geweld of, erger nog, daadwerkelijk geweld wordt toegepast. Denk aan kleine clubjes intolerante extremisten waaronder zowel de organisaties met een strikte religieuze opvatting, als ook clubjes die zich zeer thematisch profileren en vanuit een slachtofferrol aandacht vragen voor een in hun ogen bestaand onrecht. Denk aan bijvoorbeeld KOZP[2], BLM[3], Slavernij-slachtoffers[4] en Islam-extremisten ofwel moslimextremisme[5].

De excessen van deze zomer m.b.t. de ‘jongeren van kleur’ o.a. in Den Haag, Utrecht en Amersfoort zijn daar sprekende voorbeelden van. Maar ook de oproepen en activiteiten van KOZP, BLM etc. hebben een zekere intolerantie in zich die onze tolerante samenleving vreemd is en kan bedreigen.

Wanneer en hoe moet je als samenleving dit een halt toeroepen?

Waar en hoe trek je de grens?

Wanneer worden ze een probleem?

En hoe voorkom je dat je zelf het probleem wordt, door intolerantie onnodig hard te onderdrukken?

Stuk voor stuk vragen waar we als samenleving antwoorden op moeten vinden.

Polarisatie

Deze aanvallen op de tolerante samenleving worden door de grote, zwijgende meerderheid in eerste instantie als ongewenst en onterecht ervaren. Er is toch immers geen probleem? De acties van deze groeperingen kunnen dan ook steevast rekenen op vergoelijking, ontkenning of begrip. Reacties variëren van ‘zijn ze nou helemaal’, tot ‘er is niks aan de hand’ of vergelijkbaar. Soms komt het tot (verbale) tegenstand of tot tegenacties. Denk bij dit laatste bijvoorbeeld aan de ‘blokkeerfriezen’ als een soort tegenbeweging op KOZP. KOZP werd ervaren als de verstoring van een kinderfeest en een aanval op de traditie van Zwarte Piet en dat werd niet op prijs gesteld. Daarbij kwamen de ‘blokkeerfriezen’ in actie omdat ze vonden dat de overheid niet of te weinig hiertegen optrad. Want de overheid heeft, bij monde van de politiek, hier een belangrijke rol in. De samenleving verwacht van de overheid een duidelijke reactie. Wat we nu echter vaak zien is dat deze overheid bij monde van ministers en politici roept dat men ‘geschokt is’ en dat ze ‘met de handen van onze hulpverleners en politie af moeten blijven’ of dat het gaat om ‘losgeslagen criminelen’ waarbij wordt opgemerkt dat het de taak van de ouders is om hier iets aan te doen. Inmiddels zijn dat ongeloofwaardige dooddoeners geworden die de polarisatie juist aanwakkeren. Deze reacties maken juist dat er tegenreacties komen als blokkeerfriezen, antifa[6]en Alt-Right[7]-achtige groeperingen.

De tolerante samenleving verwacht optreden en bescherming van de overheid tegen deze extremisten. De overheid heeft tenslotte de bij wet geregelde macht om in te grijpen, inclusief het geweldsmandaad, en niemand anders. Van de politie wordt in zo’n geval verwacht dat men stevig ingrijpt en, met gebruikmaking van het geweldsmandaad, een einde maakt aan de activiteiten die veiligheid van anderen in gevaar brengen en eigendommen van overheid en inwoners vernielen.

Dit alles is echter niet gebeurd, tenminste niet in eerste instantie. Wat gebeurde was dat er een sfeer is ontstaan van begrip voor de standpunten en opstelling van de extremistische groeperingen. Dat een beroep werd gedaan op zaken als ‘demonstratierecht’, ‘vrijheid van meningsuiting’, of dat werd opgemerkt dat het gaat om ‘een andere cultuur’ of ‘multiculturalisme’ en er werd ronduit weggekeken. Misschien wel in de hoop of verwachting dat het dan vanzelf wel weer weg zou gaan.

Maar dat gebeurde niet.

De acties gingen niet vanzelf over, integendeel. Het bijkomende geweld ging niet vanzelf weg, integendeel. De politie werd niet voor ‘vol’ aangezien. En de samenleving polariseerde.

Hypertoleranten als grote bedreiging

Bij al deze gebeurtenissen lijkt het er sterk op dat het niet meer goed lukt om voorbij geloof of kleur te kijken en individueel onderscheid te maken. Zowel bij de overheid als door de journalisten is een zienswijze ontstaan die gebeurtenissen niet wil zien en niet in beeld wil brengen. De terminologie die wordt gehanteerd is bijna genant: woorden als allochtoon, neger, mocro, migrant, illegaal etc. mogen absoluut niet gebruikt worden en zijn inmiddels in het spraakgebruik vervangen door ‘mensen van kleur’ of Nederlanders van Marokkaanse (of Turkse) afkomst, Noord-Afrikaners, Vluchtelingen etc. Allemaal woorden waarbij je het gevoel hebt dat het beestje niet bij de naam wordt genoemd, maar dat er naast wegkijken ook een sfeer van wegpraten is ontstaan.

En dat gaat ver: benamingen van straten moeten worden aangepast, standbeelden van historische figuren blijken niet meer te kunnen, voedsel als negerzoenen en jodenkoeken kan niet meer en winkels weigeren nog afbeeldingen van Zwarte Piet te hanteren. Alles om maar tolerant te lijken, niet gewoon tolerant, maar hypertolerant. Niets in de weg leggen, géén grenzen aangeven, maar tolereren en inschikken.

Deze hypertoleranten, vaak, maar niet noodzakelijkerwijs, van links-politieke huize, zien niet de individuen, maar zien als regel één monolithische zuil. Wie kritiek heeft op één onderdeel daarvan, zet zich volgens hen af tegen de gehele zuil. Kritiek op het gedrag van één, of een groepje, moslimextremisten zet volgens deze redenering álle moslims weg als extremisten en dat moeten we toch vooral niet willen met z’n allen. Hoe anders is te verklaren dat partijen als bijvoorbeeld de PvdA, D66 en Groen-Links steeds maar weer tegemoet treden aan de meest intolerante, reactionaire en onverdraagzame elementen uit, bijvoorbeeld, de moslimgemeenschap, of de eerder genoemde groepen als KOZP, BLM etc.? Dus aan de laagste gemene deler, aan een minderheid? Waarom in gesprek gaan met de (religieuze) leiders hiervan alsof ze de vertegenwoordiging zijn van de hele groep? Waarom ze op deze wijze juist aanzien verschaffen, ook binnen hun eigen gemeenschap? De extremistische leiders worden zo op het schild gehesen, er wordt ruimte gegeven voor allerlei uitingen die in principe gebaseerd zijn op tolerantie, maar waarbij de tolerantie misbruikt wordt in de uitvoering en toepassing. Enkele voorbeelden?

De acties van KOZP en BLM zijn ronduit oproepen tot geweld. Geweld tegen een kinderfeest onder het mom van racisme. Terwijl het racisme waarnaar verwezen wordt afkomstig is uit een geheel andere cultuur, namelijk uit Amerika, waar dit een geheel andere lading heeft. Argumenten als kindervriend, een geheel andere beleving in Nederland, door de tijd heen steeds opnieuw aangepast aan de cultuur. Het heeft allemaal geen enkele zin want de extremistische minderheid wil dat er NU een statement wordt gemaakt en dat heel Nederland zich moet aanpassen aan wat HUN gevoel is. En de hypertoleranten geven hier gehoor aan, willen meedenken, excuses maken en wat al niet meer. De reguliere democratische tolerantie staat natuurlijk open voor kritische geluiden. En een discussie moet zeker mogelijk zijn. Aanpassen van regels, gebruiken, uitingen etc. vraagt echter om draagvlak. En tijd, en realisme.

Uit de sfeer van het moslimextremisme en wat daaraan te doen zijn er de volgende voorbeelden.

De controle op de preken en oproepen van imams in de fundamentalistische moskeeën is niet mogelijk want: is gebrek aan vertrouwen, inbreuk op privacy etc. Terwijl onder het mom van preek, gebed en koranlessen de meest fundamentalistische gedachten (kunnen) worden verspreid!

Onderwijs in moslimscholen zou voor een betere integratie moeten zorgen, althans volgens de hypertoleranten, terwijl de ervaringen met bijvoorbeeld het Hagacollege, maar ook met andere moslimscholen, laten zien dat juist het tegendeel wordt bereikt. Onder de vlag van vrijheid van onderwijs wordt deze vrijheid ‘gebruikt’, lees misbruikt, om zowel opvattingen alsook gedrag aan te leren waarmee integratie juist wordt tegen gewerkt, ja waardoor zelfs afkeer van onze tolerante samenleving in de hand wordt gewerkt.

Om via luidsprekers de oproep tot gebed vanuit de moskeeën te verspreiden is een ook een voorbeeld van doorgeschoten tolerantie. Op deze wijze MOETEN óók niet-moslims kennis nemen van deze oproepen terwijl ze slechts voor de moslims zijn bedoeld. In plaats van een oproep via de social media aan de betreffende doelgroep wordt onder het mom van cultuur en vrijheid van godsdienst dit uitgestort over de gehele samenleving, met instemming van de hypertoleranten.

Grenzen zijn onontkoombaar; trek de streep!

Nu is er wel vaker opgemerkt dat de beroemde Nederlandse tolerantie eigenlijk niet meer is dan onverschilligheid: wegkijken, en maar hopen dat het probleem vanzelf weer verdwijnt. Dat mag misschien zo zijn in een aantal gevallen, maar het laat onverlet dat het optreden tegen de hiervoor genoemde misstanden nu meer dan ooit noodzakelijk is.

De tolerante samenleving moet een duidelijke streep trekken: tot hier en niet verder! Daarbij moeten we ook voorbij het kleurtje van de ‘ander’ te kijken en onderscheid te maken.

Onderscheid maken is daarbij noodzakelijk en dat is iets anders dan discriminatie. Onderscheid zoals hier bedoeld kijkt naar het gedrag en naar de keuzen van zowel individuen als extremistische groepen.

Onderscheid maken, bijvoorbeeld, tussen de seculiere schrijver uit Iran die gevlucht is voor terreur en de tweede-generatie Marokkaan die z’n analfabete importbruid op drie hoog achter heeft opgesloten. Dat is geen discriminatie maar het recht in de ogen kijken van een misstand!

Onderscheid maken tussen vlotte jonge meiden die gewoon een leuke baan willen en agressieve tieners die ‘hoer’ roepen naar diezelfde meiden. Dat is géén gebrek aan ‘respect’ voor de agressieve tieners, maar is hun, en hun opvoeders, aanspreken op ongewenst gedrag. Nogmaals: het is het gedrag dat telt, inclusief de keuzen die men maakt.

Als kritische vermogens belemmerend zijn om ongewenst gedrag te zien de factor ‘lichtgetint’ meespeelt, dan wordt dus het soort vrouwenonderdrukking, inclusief geweld, uithuwelijken en besnijdenissen, dat niet meer herkend als vrouwenhaat maar geaccepteerd als ‘cultuur’. Dan worden tokkies niet meer herkend als tokkies, al spugen ze in je gezicht, want ‘moslim’ en dus slachtoffer van ‘ongelijkheid’ en ‘discriminatie’. Maar een tokkie is gewoon een tokkie, welke kleur dan ook!

Bescherming van de tolerante samenleving

Hier komen we bij de conclusies wat er moet gebeuren om de tolerante samenleving te kunnen behouden. Welke respons op het hiervoor genoemde gedrag van zowel individuen als extremistische groeperingen moet een tolerante samenleving dan geven?

Op basis van een vastgesteld kader van waarden en normen zal een respons moeten komen die zowel eenduidig als proportioneel is. Eenduidig in de zin van wat wel en wat niet acceptabel is. Dat lijkt nu al wel zo te zijn, maar op basis van bovenstaande voorbeelden is dat inmiddels aantoonbaar niet meer het geval!

Hierbij gaat het uiteindelijk over waarden en normen. Ieder land en dus ook Nederland heeft idealen of overtuigingen die we graag nastreven. Dingen die we als belangrijk betitelen en wat we met elkaar willen uitdragen. Voorbeelden van Nederlandse waarden zijn vrijheid, gelijkheid, respect, solidariteit en rechtvaardigheid. Maar ook veiligheid, leefbaarheid, tolerantie, eerlijkheid, rijkdom, bescheidenheid en beleefdheid behoren zeker tot de Nederlandse waarden. Een overzicht van internationaal populaire waarden vind je hier: https://www.normenenwaarden.org/waarden-voorbeelden/

Bij elk van deze waarden horen ook normen. Bijvoorbeeld:

Vrijheid van meningsuiting (waarde) betekent dat als je iets ergens van vindt, je dat gewoon mag zeggen (norm). Daarbij heb je wel respect voor anderen (waarde) en hou je wel rekening met de gevoelens van anderen (norm).

Eerlijkheid (waarde) betekent bijvoorbeeld dat wanneer je ziet dat iemand geld laat vallen, je dat zegt tegen die persoon. En als degene naast je allemaal muntjes laat vallen, je helpt met ze even op te rapen (norm), dat is behulpzaamheid (waarde).

En respect voor het milieu (waarde) betekent o.a. dat je géén afval uit je auto gooit (norm).
Simpele voorbeelden wellicht, maar wel in de kern waar het om gaat. Zowel voor de geschreven regels, wetten en regelingen, alsook de ongeschreven regels van onze tolerante samenleving.

Waarden en Normen, aanleren en aanspreken

Waarden en normen moeten op de eerste plaats aangeleerd worden. In een tolerante samenleving is dat de eerste taak van opvoeders: ouders, leraren, docenten, trainers, coaches etc. Ze hebben allen op hun eigen wijze een rol en verantwoording t.a.v. het aanleren van geschreven en ongeschreven waarden en normen in Nederland. Dus op de eerste plaats: aanleren! Daar waar niet of onvoldoende rekening wordt gehouden met deze regels moet niet worden weggekeken maar juist worden aangesproken op gedrag. Je zou kunnen zeggen dat we met waarden en normen op twee manieren om moeten gaan: curatief en preventief.

Curatief aanpakken betekent dat gedrag gecorrigeerd wordt en er sancties worden opgelegd. Daarbij is proportionaliteit wel van belang. Terug naar de agressieve tieners die ‘hoer’ roepen naar vlotte meiden: aanspreken dat dit niet kan, bij te weinig resultaat, oppakken, ouders erbij halen, boete geven en desnoods verdergaande maatregelen. Bij herhaling van dit ongewenst gedrag al deze stappen overslaan en direct oppakken, vastzetten en uitzetting in gang zetten.

Een voorbeeld van preventief gedrag is bewust maken van pestgedrag, gesprekken over wat je wel en wat niet in bepaalde situaties doet of kunt doen. Het is opvoeden en aanleren van het juiste gedrag met de achterliggende motieven. Dat uit zich ook op andere manieren, bijvoorbeeld via geloofsovertuigingen en preken. Hierbij mag je als samenleving best eisen dat in een moskee de preken in het Nederlands moeten plaatsvinden en dat hierop inhoudelijk toezicht kan worden gehouden. Indien de inhoud in conflict is met de Nederlandse waarden en normen kan dat tot sluiting, tijdelijk of definitief, van de moskee leiden. Een duidelijke vorm van een grens aangeven, een streep trekken: tot zover en niet verder!

Voor elk van de aangehaalde voorbeelden, maar ook op niet genoemde vormen van ongewenst, extremistisch gedrag kan op deze wijze een geëigende respons worden bepaald. De gehele samenleving heeft daarbij de verplichting om te acteren en te reageren: géén wegkijken, hopen dat het overgaat, ongeïnteresseerd zijn of hypertolerant, nee: (re)ageren! De overheid nog een verdergaande verantwoordelijkheid, namelijk via toezicht en politie, met de bevoegdheid (lees: verplichting) om hierop te handhaven, inclusief zo nodig met toepassing van geweld. Daarbij moet één lijn getrokken worden tussen beleid en uitvoering, d.w.z. dat een eenduidig beleid moet resulteren in een volwaardige ondersteuning van de uitvoerders van dit beleid. Anders gezegd: de politie moet kunnen rekenen op rugdekking van de bestuurders!

Tenslotte

Terug naar Karl Popper. De titel ‘The Open Society and Its Enemies’ is door Popper zorgvuldig gekozen. Een eerdere versie met “Opponents” werd door hem verworpen, omdat dat woord niet voldoende de ernst van de situatie weergaf. De vijanden, dat waren de filosofen Plato, Hegel en Marx in zijn boek – bedenkers van systemen die onherroepelijk naar het totalitaire neigden. Maar het is niet moeilijk te zien hoe deze paradox ook van toepassing was op de staatsvormen die zijn tijdgenoten Hitler en Stalin hadden gecreëerd.

Daarover schreef Popper: “We should claim the right to suppress them if necessary even by force, for it may easily turn out that they are not prepared to meet us on the level of rational argument, but begin by denouncing all argument.”

Dat is inderdaad herkenbaar en we zien de laatste tijd nogal regelmatig allerlei extremistische groeperingen alsook voorstanders van de politieke islam die onze democratie en rechtsorde integraal afwijzen. Daar valt inderdaad niet mee te praten. “We moeten dus het recht claimen,” aldus Popper, “in de naam van tolerantie, om de intoleranten niet te tolereren.”

Laat de hypertoleranten daar een voorbeeld aan nemen want het zijn niet de extremisten zelf die de open samenleving uithollen, maar de hypertoleranten die ze op alle mogelijke manieren volstrekt onnodig tegemoet komen. Dat moet stoppen!


[1] Geplaatst op 9 febr’15 op Jalta, ‘The right story’. Zie: https://jalta.nl/binnenland/de-tolerantieparadox/

[2] KOZP, Kick Out Zwarte Piet, zie: https://www.nederlandwordtbeter.nl/projecten/zwarte-piet-is-racisme-campagne/kozp/

[3] BLM, Black Lives Matter, overgewaaid vanuit de USA, zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Black_Lives_Matter

[4] De geschiedenis van de Slavernij, zie https://www.historischnieuwsblad.nl/de-wreedheid-van-de-transatlantische-slavenhandel/

[5] Moslim-extremisme, zie https://www.encyclo.nl/begrip/moslimextremisme

[6] Antifa: zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Antifascisme

[7] Alt-Right, zie: https://www.aivd.nl/onderwerpen/extremisme/vraag-en-antwoord/wat-is-alt-rechts-of-alt-right

Besturen: een vak apart

Bestuurders moeten zelf blijven nadenken, zelfstandig beslissingen nemen, los van adviseurs en experts! Als adviseurs en experts konden besturen, dan deden ze dat wel😊.

Besturen is een vak!

Zowel het letterlijk besturen, zoals een chauffeur en machinist dat doen, alsook bestuursvoorzitters, directeuren en politici en bestuurders in het openbaar bestuurder, lokaal en landelijk.

Om goed te kunnen besturen is het zeer gewenst om dat te doen op basis van een ideaal of een visie. Daarnaast is het belangrijk om rationele afwegingen te kunnen maken, over voldoende empathisch vermogen te beschikken en tevens over voldoende nuchterheid en zakelijkheid te beschikken.

Laat je als bestuurder wel informeren, doe navraag, pols anderen, vraag advies, leer van het verleden, schakel experts in, maar  beslis uiteindelijk zelf. Doe dat goed beargumenteerd, na het noodzakelijke wikken en wegen, met voldoende gevoel voor ‘checks and balances’, maar toch: beslis zelf. Alleen zo kun je verantwoordelijk zijn voor wat je doet en ook verantwoording afleggen indien dat gevraagd wordt. En dan niet ‘duiken’ of je verschuilen achter de expert: jij bent verantwoordelijk voor het bestuur, niet de adviseur of de expert!

Als we bekijken waar en hoe dat gaat, dan zien we best enkele herkenbare voorbeelden, zowel ver weg en in de geschiedenis als dichtbij en in het hier en nu, zowel groot en op wereldschaal als klein en lokaal Voorbeelden? Ik geef er een vijftal!

1. Laten we eerst beginnen bij een belangrijke fase in de recente geschiedenis: de dreiging van Nazi-Duitsland ten opzichte van Engeland bij het begin van WO2.

In mei 1940 was Engeland in Duinkerken dicht bij een totale nederlaag. Met behulp van privé-bootjes werden ca. 300.000 militairen teruggehaald naar Engeland. De net benoemde eerste minister, Winston Churchill, kreeg van zijn adviseurs en experts het advies om te gaan onderhandelen met Hitler over een wapenstilstand. De vraag was: moet Groot-Brittannië buigen voor Hitler door toe te treden tot vredesbesprekingen bemiddeld door Mussolini? Ja, duizendmaal ja, was het antwoord van de experts en adviseurs in de regering en elders. We zitten middenin het ‘drama van Duinkerken’. Hoe kun je hier ooit als winnaar uit de strijd treden?

En Churchill twijfelt, hij vermoedt dat een zegen mogelijk is, eigenlijk meer dat een overwinning noodzakelijk is. Maar ook niet meer dan dat. Hij twijfelt sterk. En hij was zo goed als tot de slotsom gekomen dat het wellicht niet anders kon dan gaan onderhandelen. Hij twijfelde. Hij sprak ook met de ‘mensen in de straat’ en in de metro. Die mensen gaven aan dat ze géén overgave wilde aan Nazi-Duitsland, niks daarvan: doorvechten tot elke prijs en tot de overwinning!

Churchill dacht hierover na en over de adviezen van zijn experts en kwam toen tot de conclusie dat zonder overwinning op deze vijand er geen overleving mogelijk was. Met die visie ging hij aan het werk. In één maand tijd hield hij drie speeches waardoor het beeld totaal werd gewijzigd en de inwoners van Engeland de moed en vastberadenheid kregen om door te vechten, tot het einde!

De drie speeches vormen de kern van de film ‘Darkest Hour’ en zijn zeer de moeite waard om terug te luisteren en een trailer van de film is hier te vinden: https://www.brainwash.nl/bijdrage/winston-churchill-laat-zien-een-groot-leider-twijfelt

2. Landelijke overheid ten tijde van het corona-virus.

Tijdens de corona-pandemie vanaf februari/maart 2020 is de Rijksoverheid nadrukkelijk aan zet, met als adviseurs de WHO, het RIVM en andere experts. De Rijksoverheid trekt de verantwoording naar zich toe en heeft ook de macht om regels te stellen en gedrag voor te schrijven. De bestuurders, met name Min.Pres. Rutte en Minister De Jong, verwoorden hun beleid via bijna dagelijkse persconferenties. Dat doen ze uitstekend, ze zijn communicatief sterk en beroepen zich op de wetenschappelijke adviezen die beschikbaar zijn. Ook in de verantwoording naar de 2eKamer staan ze sterk en nemen hun verantwoording. Dat lijkt allemaal wel goed te gaan. En toch, toch wringt het hier en is er een ongemakkelijk gevoel op de achtergrond!

De experts van het RIVM zijn in de weken vanaf de start van de pandemie niet steeds consistent geweest in hun adviezen. Eerst was het beleid gericht op het advies dat de kans klein zou zijn dat het virus Nederland zou bereiken. Het speelde immers in China, in Wuhan. Zou niet zo snel hier opduiken, was de verwachting.

En toen, bijna plotseling, was het wél hier, in Europa, eerst in Italië en toen ook in andere Europese landen als ook snel hier in Nederland! Let wel: er is voor de bestrijding van dit coronavirus géén vaccin, er zijn géén geneesmiddelen, het virus is extreem besmettelijk en vooral voor ouderen erg gevaarlijk.

Beleid: in eerste instantie, zeg maar in januari/februari’20, het ontkennen van de ernst, een houding van: ‘het gaat wel meevallen’, op advies van de experts. De beschikbare hulpmiddelen, met name mondkapjes, werden notabene nog vanuit Nederland naar China gestuurd, zonder dat hier voldoende back-up was of snel beschikbaar kon zijn. Bestuurlijk is daar nogal wat op af te dingen.

De ‘valt wel mee … komt hier waarschijnlijk niet..’ houding was met de tegenwoordige verplaatsingen van mensen over de aardbol naïef. Tegenwoordig is elk virus, net als luchtpost en luchtvracht, in minder dan 24 uur de hele wereld rond. Besmettingen vinden plaats van mens-op-mens via fysiek contact en via hoesten, niezen en via aërosolen, microscopisch kleine druppeltjes die ontstaan bij niezen, hoesten en zelfs bij spreken. Op basis hiervan kon men weten dat het coronavirus óók in Nederland zou komen én tot een pandemie zou kunnen leiden. Dit werd onderschat en er werd niet of nauwelijks op geanticipeerd.

Toen de besmettingen feitelijk waren en het virus slachtoffers maakte was er een tekort aan IC-capaciteit en aan beademingsapparatuur. Er waren niet of nauwelijks tests aanwezig en ook onvoldoende testmogelijkheden. Onze huisarts meldde tijdens het ‘corona-spreekuur’ dat ze zelfs voor de eigen medewerkers géén testen kreeg! Terwijl elk boerenverstand zegt: ‘meten is weten’, dus iedereen testen, dan weet je wie er besmet is en wie niet. De gevolgen voor ouderen in verpleeghuizen, in de thuiszorgsituaties en in andere leefomgevingen zijn desastreus: opgehokt worden, verpleegd of verzorgd door mensen met te weinig bescherming, verstoken zijn van contacten met zelfs je naaste familie en, als het fout gaat, in je eentje sterven. Omdat we ‘niet weten wie’ er besmet is worden alle contacten on-hold gezet! En de contacten die noodzakelijk zijn, zoals thuisverpleging, verzorging in tehuizen, maar ook in de ziekenhuizen dreigen wegens tekorten aan beschermingsmiddelen ook nog eens een bron van besmetting te zijn.

De experts adviseren intussen over wel of juist geen mondkapjes, over een nieuwe 1,5 m samenleving, over wel of geen groepsbijeenkomsten en zo meer. Gepresenteerd als: ‘Samen krijgen we het virus er onder! Blijf thuis, hou vol…!’en vergelijkbare retoriek als “We hebben afgesproken dat…..”. Retorisch sterk, inhoudelijk zwak. Het bestuur is veranderd in crisis management, gebaseerd op wisselende adviezen van experts. Er is weinig reflectie, er is weinig visie: het volk komt om! Per 100.000 inwoners kent Nederland een van de hoogste percentages sterftecijfers en we weten nog steeds niet wie er nu wel of juist niet besmet is.

Bestuurlijk komt hier nog achteraan dat de lockdown een economische ramp inluidt die nu al de grootste sinds WO2 wordt genoemd. Bedrijven vallen om, de overheid komt ondernemers en werknemers tegenmoet en als gevolg van het steunpakket vanuit de overheid, loopt de staatsschuld gigantisch op! De gevolgen hiervan op enige termijn laten zich raden: bezuinigen, belastingen verhogen, broekriem aanhalen etc. Je ziet het al aankomen, ook zonder experts en adviseurs. Het bestuur staat hier inhoudelijk niet erg sterk. Het is zeer de vraag of hier in voldoende mate rationele afwegingen zijn gemaakt, voldoende empathisch vermogen is gebleken en met de nodige nuchterheid en zakelijkheid is besloten. Op dit moment, juni 2020, zitten we er nog middenin! Voorzichtig worden maatregelen teruggedraaid, beetje ‘kijken of het werkt’, waarbij economische motieven een belangrijke rol lijken te spelen.

3. Ook een voorbeeld op niveau van de landelijke overheid: het klimaatakkoord. Naar mijn mening is daarbij sprake van een gebrek aan visie, gebrek aan lef en van investeren in verkeerde en fake-oplossingen.

De analyse van de bestuurlijke gang van zaken m.b.t. het klimaatakkoord en de daarmee samenhangende energietransitie levert kortheidshalve het volgende beeld. Het beleid is gebaseerd op een akkoord. Niet op een visie of op wetenschappelijke analyses, nee, op een akkoord met ‘partijen’.

Dit alles is het resultaat van experts en adviseurs die als belangenbehartigers (Natuur- en milieu organisaties) of als lobbyisten (uit de zon- en windmolen industrie) de klimaattafels van de overheid hebben bemenst. Met als klap op de vuurpijl: WIJ moeten kennelijk van het gas af, terwijl juist elders, o.a. in Duitsland, men juist subsidie krijgt om AAN HET GAS te gaan. Nederlands beleid hieromtrent is gebaseerd op emoties als gevolg van de aardbevingen in Groningen.

Er komen in eerste instantie veel windmolens en zonnepanelen bij, er komen biomassa-centrales die onze én buitenlandse bomen gaan verstoken. Er komt géén kernenergie, er wordt géén waterstof technologie gebruikt. Sterker nog: er wordt in de energietransitie tot 2030 géén enkele serieuze innovatieve technologie doorontwikkeld of toegepast.

Terug naar het proces: het klimaatakkoord en de energietransitie is gebaseerd op een lobbyakkoord, waarbij de verantwoordelijk minister, Erik Wiebes, zich verschuilt achter de experts én zich laat opzadelen met een gerechtelijke uitspraak vanuit het proces van Urgenda tegen de Staat.

Eerst de ‘experts’ , hier bewust tussen aanhalingstekens gezet. De lobbyisten van de windmolens, zonnepanelen en biomassa hebben bereikt dat tot 2030 alléén deze technologieën mogen worden aangewend en dus op een financiële bijdrage, lees subsidie, van de overheid mogen rekenen. Alle aandacht en geld gaat naar windmolens, zonnepanelen en biomassa.

Over biomassa kan ik kort zijn, dat is louter een papieren oplossing, waarbij het middel het doel is geworden. Immers, de uitstoot is zeer vervuilend, telt volgens de spelregels van de EU niet mee, dus is het ‘groen’ en ‘duurzaam’! Bij biomassa wordt nauwelijks gebruik gemaakt van restmateriaal. Er is een nieuw verdienmodel ontstaan waarbij vooral bomen, ja hele bossen, worden gerooid, zowel nationaal als internationaal, vervolgens worden vermalen en naar hier vervoert om te worden verbrand in centrales. En daar geeft de rijksoverheid meer dan 15 miljard subsidie aan! Te gek voor woorden!

Het klimaat wordt er niet beter van, de natuur wordt om zeep geholpen, maar de doelstelling moet, althans op papier, gehaald worden. De miljarden subsidies konden beter naar andere technologieën gaan.

Wat betreft de zonnepanelen: deze zouden wel eens het nieuwe asbest kunnen worden: ‘Het maken van zonnepanelen is een van meest giftige industriële processen die er zijn’, aldus een onderzoeker aan de Berkeley Universiteit in Californië. Maar voornaamste probleem is het gebrek aan ‘dichtheid’: je hebt enorme hoeveelheden zonnepanelen nodig voor een klein beetje stroom of energie! Naast dat er ALTIJD een back-up systeem, olie, gas of kolen, paraat moet zijn om voor voldoende continuïteit te kunnen zorgen.

Voor windmolens is de situatie ook al niet erg duurzaam. In een windturbine gaat al gauw 900 ton staal, 2.500 ton beton t.b.v. fundament en 45 ton kunststof. De rotorbladen (composiet en verlijmd) kunnen niet gerecycled worden en worden nu al op plaatsen gestort. Met een levensduur van ‘slechts’ 20 jaar is dit geen erg goede investering! Ook hierbij is ALTIJD een back-up systeem noodzakelijk om voor voldoende continuïteit te kunnen zorgen.

De gehele energietransitie dreigt een rampscenario te worden vanwege incompetente bestuurders, die experts en adviseurs kiezen die in hun politieke straatje passen i.p.v. te besturen op basis van een visie en een strategie. Het is op zijn best opportunistisch geknutsel te noemen, waarbij de verantwoordelijk bestuurder zich verschuilt achter zijn adviseurs, in  die geval belanghebbende lobbyisten. Anno 2020 levert Nederland 7% groene stroom, waarvan 5% gebaseerd op biomassacentrales en 2% windmolens en zonnepanelen. Zet dat af tegen de doelstelling dat afgesproken is om in  2030 49% van de CO2 reductie t.o.v. 1990 te hebben bereikt. En dat Nederland in 2050 geheel duurzaam moet zijn qua energievoorziening, dus zowel stroom als warmte!

De doelstellingen worden op deze wijze NIET GEHAALD omdat de aandacht en het geld gaan naar de verkeerde middelen. Bestuurlijk ronduit een falend beleid!

4. Voorbeeld uit het lokale bestuur. 

Als ik dit betrek bij een bestuurlijk slepende kwestie op Gemeentelijk niveau, in de gemeente Vijfheerenlanden met de Fa. Niemans beton, dan is het daar echt fout gegaan. Aanwijsbaar fout, waarbij bestuurders en hun experts/adviseurs inmiddels een molensteen hebben gecreëerd uit een kwestie die 40 jaar geleden opgelost kon worden. Hoe kan dat? In de afgelopen 40 jaar zijn er enkele constanten geweest in deze kwestie. Bestuurlijk is vaak van verantwoordelijk persoon gewisseld: van een maatschappij ging de verantwoording over naar de eerste gemeente, dan naar de tweede en vervolgens naar de derde gemeente. Bij de gemeenten komt elke vier jaar een nieuw college en vaak met nieuwe verantwoordelijke bestuurders voor deze kwestie. Deze laten zich uiteraard adviseren door de juristen die al gedurende lange tijd met deze zaak bezig zijn. Het advies is steeds: doorgaan met procederen want de huidige voorstellen zijn niet gunstig genoeg voor de gemeente. Dat dit wordt opgevolgd is gezien de omstandigheden zoals hierboven aangegeven, zeker begrijpelijk. Inhoudelijk is het een drama! De gemeente, en haar voorloper, werden al snel in het ongelijk gesteld door een gerechtelijke uitspraak. Dat een ondernemer dan probeert om daar voor hem ‘winst’ uit te halen is zakelijk gezien begrijpelijk. Moreel wellicht niet, want de gemeenschap opzadelen met hoge kosten, daar kun je nog wel wat bedenkingen bij hebben. Maar goed, dat is niet aan de orde: de zaak moet worden afgehandeld. Dat is na 40 jaar (!!) geen eenvoudige oplossing meer en loopt dus ook echt in de papieren. Een gemeente kan niet failliet gaan, dus de tijd speelt in het voordeel van de eiser.

Kortom: op basis van de experts/juristen wordt steeds een stapje gezet in de procedure, je zit er inmiddels zo ‘dik in’ dat een rationele oplossing niet echt meer mogelijk lijkt en bestuurlijk gezien kun je nu alleen nog maar hopen dat een rechter hier een verstandige uitspraak in doet.

Bestuurders hadden hier destijds hun verantwoording moeten nemen en los van de experts en juristen een schikking moeten treffen. Dat was in het belang geweest van zowel de ondernemer als de gemeente!

Enkele ervaringen van mijzelf.

5. In de periode dat ik bestuurlijk verantwoordelijk was voor enkele organisaties heb ik tot twee keer toe een directeur moeten ontslaan. Heel vervelend dat dit moest gebeuren, zowel voor de organisaties als voor de betrokkenen. De eerste rol van experts hierbij is die van een soort ‘opsporingsambtenaar’ en adviseur. Als bestuurder krijg je te horen dat er iets niet goed is gegaan, dat er mogelijk fraude is gepleegd en dat je daar iets mee moet. Advies: schakel een forensisch accountant in en stel de betrokken directeur op non-actief. Dat advies is overgenomen. Vervolgens blijkt binnen enkele weken wat er is gebeurd, dat dat ernstig is en dat ook daar bestuurlijke actie op moet volgen. Experts zijn dan vooral juristen, advocaten, die je adviseren over de te volgen procedure, die conceptbrieven voor je opstellen en aangiftes voorbereiden. In deze fase volg je deze adviseurs als regel wel op: zij weten dat immers als experts beter dan jij als bestuurder.

Dan komt er een moment waarop je als bestuurder tegenover de betreffende directeur komt staan met zowel strafmaatregelen als met eisen tot herstel c.q. genoegdoening. De strafmaatregelen waren in beide gevallen direct duidelijk: ontslag! M.b.t de eisen tot herstel en genoegdoening ligt dat minder eenduidig. Dat schade aan en voor de organisaties herstelt moet worden is duidelijk en moet, voor zover dat te realiseren is, ook gebeuren. Maar als een expert/jurist aangeeft dat er méér te halen is, dat je een grote kans hebt om te winnen bij een bodemprocedure of een vervolgproces, dan gaat voor jou als bestuurder ook het belang van de organisatie op een andere wijze meespelen. Hoe lang wil je een dergelijke kwestie als een open wond met je meeslepen? Hoe verantwoord je dat naar de achterliggende, belanghebbende organisaties? En hoe naar het personeel? Wanneer ben je voldoende ‘rechtvaardig’ en tot hoever ga je in de juridische achtervolging van degene die ‘fout’ heeft gehandeld? Als bestuurder kies ik dan voor een snelle, menselijke afhandeling, ondanks dat volgens de experts er waarschijnlijk nog meer uitgehaald kan worden via bijvoorbeeld beslaglegging op huizen, auto’s, hypotheken etc. Dus eerder een ‘genoeg is genoeg’ hanteren dan het onderste uit de kan willen halen. Ook t.a.v. de positie van de directeur in kwestie. In een van deze kwesties hebben wij de kosten voor juridische bijstand van de directeur betaald. Zelf was hij daar niet toe in staat. Ook dat was tegen het advies van de experts in.

Op grond van deze ervaringen is mijn standpunt dat als bestuurder je alle belangen mee moet wegen en dan tot een eigenstandige conclusie en oordeel moet komen. Daar zet je dan vervolgens weer je experts op om dat op een juiste wijze te realiseren.

Eens te meer: leiden en besturen is een VAK!

4 juni 2020