Bevoegde of bekwame leraren?

Wat kies je: bevoegd of bekwaam?

Huh..? Ja, je mag kiezen welke leerkracht of docent (m/v[1]) je wilt: iemand met de juiste bevoegdheden of iemand met de juiste bekwaamheid? Wat zou je doen? Zou je eerst een tegenvraag stellen: ‘Is dat dan niet hetzelfde?’  Mag je er dan niet van uit gaan dat een bevoegde docent of leraar óók en vooral bekwaam is? Zou eigenlijk wel moeten, maar dat is geen vanzelfsprekendheid. Van een bevoegde docent mag je niet als vanzelfsprekend uitgaan dat deze ook bekwaam is. Het omgekeerde is misschien ook waar, maar eerst even de aandacht gericht op de bevoegdheid.

Zo word je bevoegd

Een bevoegde docent heeft tijdens zijn opleiding verschillende vakken gehad: alle docenten volgen vakken als didaktiek, pedagogiek, beginselen van psychologie en filosofie etc. Vakken die te maken hebben met hoe je omgaat met leerlingen en hoe je dingen uitlegt, hoe je tests en toetsen of examens maakt etc.

Daarnaast is er aandacht voor het vakgebied waarin je les wilt gaan geven. In het beroepsonderwijs is het beroep het uitgangspunt van de deskundigheid. Zo heb je docenten voor vakken als brood&banket, schilderen, metaalbewerken, timmeren en metselen etc. De docenten moeten hun vakbekwaamheid laten zien aan het einde van de opleiding via een praktijkexamen en bijbehorende vaktheorie. Als deze proef is geslaagd, en de andere vakken natuurlijk ook voldoende zijn, krijgen ze het diploma: bevoegd docent in hun vakgebied. Er is nog verschil in niveau: op het VMBO gelden andere eisen dan op het MBO en HBO.

Hoe blijf je bevoegd?

Daar begint een beetje het probleem. Eigenlijk voor alle docenten, maar met name voor de vakdocenten in het beroepsonderwijs. De beroepspraktijk, en daarmee ook de beroepen en functies, veranderen steeds en de verandering gaat ook steeds sneller. Zeker in de technische beroepen is dat de laatste jaren het geval en is de verandering ook fundamenteler. Dat vraagt van de docenten om een continue aandacht voor zowel theoretische als praktische bijscholing. Ook om deelname aan excursies en stages in het bedrijfsleven. Dat gebeurd echter niet altijd. Het kan dus zo zijn dat docenten die aanvankelijk zeker bekwaam zijn in hun vakgebied gaandeweg hun aansluiting met de ontwikkelingen verliezen en daarmee ook hun bekwaamheid om op te leiden voor een beroep van vandaag en morgen. De kennis en de vaardigheden zijn verouderd, niet meer van deze tijd met als gevolg dat de kwaliteit van de opleiding verslechterd.

Voor werknemers in het bedrijfsleven is het gebruikelijk om periodiek beoordelingen te krijgen en functioneringsgesprekken. Daarin wordt op een gestandaardiseerde wijze en, als het goed is over- en weer, gesproken over het recente verleden, toekomstperspectief, scholingswensen en natuurlijk de deskundigheid en resultaten de behaald zijn. Bij de leraren is dat verre van gebruikelijk. Het hangt echt van het beleid van de school af in hoeverre hier aandacht aan wordt besteed. Dit alles staat los van de bevoegdheid: de docent behoudt hoe dan ook zijn bevoegdheid hoewel hij misschien inmiddels wel volledig onbekwaam is!

Is dat vaak het geval? Dat is een open discussie, waarbij mijn indruk is dat we inmiddels meer onbekwame docenten voor de klas hebben dan bekwame. Oeps, is dat zo? Hoe kan dat?

Lerarenregister

Om meer duidelijkheid te krijgen over de kennis en vaardigheden van leraren wordt inmiddels gesproken over het invoeren van een lerarenregister. Doel is de deskundigheid van leraren zichtbaar te maken door de gevolgde bijscholingen en trainingen te registreren en zo e.e.a. up-to-date te houden. Goed idee, toch? De politiek wil wel; maar de leraren zelf liggen dwars!

De Eerste Kamer heeft op 21 februari 2017 ingestemd met het invoeren van een lerarenregister. In navolging van advocaten, artsen en verpleegkundigen krijgen docenten een landelijk register waarin zij hun kennis en ervaring moeten gaan bijhouden.

Het register moet in augustus 2018 van start gaan. In 2019 moeten alle leraren zich hebben aangemeld voor de lijst. In het online register komt te staan welke scholing leraren hebben gehad en hoe zij hun kennis over het vak op peil houden. De beroepsgroep moet zelf gaan bepalen hoe het register wordt ingevuld en aan welke criteria docenten voortaan moeten voldoen om een vermelding in het register te krijgen. Vanaf 1 augustus 2017 is de Wet Beroep Leraar en Lerarenregister van kracht. Zie: https://www.registerleraar.nl/

Nog wel een beetje ‘slappe hap’ natuurlijk aangezien de doelgroep zelf mag bepalen wat er in het register komt en er niet of nauwelijks sprake is van sancties. Maar goed: het begin is er, hoewel de invoering nog moet gebeuren.

De echte vraag ligt hier nog achter: is het wel doenlijk om in deze tijd nog te vragen van leraren om alle technologische innovaties te volgen en daar een zodanige kennis en vaardigheden in te verwerven dat ze met een gerust hart daar les in kunnen geven en dus ook steeds opnieuw hun bekwaamheid behouden?

En is dat wel noodzakelijk, kun je je afvragen. Voor een leraar houdt ‘vakbekwaamheid’ méér in dan alleen beroepenkennis. Want wat is nu eigenlijk de kern van het leraarschap? Beroeps- of vakinhoudelijke kennis en vaardigheden? Didactiek? Pedagogiek? Examinering? Of is het een combinatie hiervan?

Vakbekwaamheid van leraren

Ook al doet de leraar nog zo zijn best om ‘bij te blijven’, het is niet anders dan zo kort mogelijk achter de ontwikkelingen aanlopen. O ja, elke leraar heeft de plicht om te blijven werken aan zijn vakbekwaamheid, maar de vraag is inmiddels wel tot wel niveau je dat mag verwachten. Als we kennis van nieuwe technologieën ergens tussen ‘awareness’ en ‘specialist’ moeten projecteren zou ik kiezen voor ‘weten van’. Elke leraar moet op zijn vakgebied weten van de nieuwste ontwikkelingen, wat het is, hoe het werkt en welke impact dat heeft op het beroep. Dat is iets anders dan het kunnen uitvoeren en beheersen als een specialist. Laat ik een voorbeeld noemen.

Inmiddels is wel duidelijk dat 3D-printen van metalen (Additive Manufactering) voor de beroepen in de technische sectoren van groot belang is. Maar moet de leraar van de verschillende technieken van metaalprinten de kritische factoren op toepassingsniveau beheersen? De specialisten in het bedrijf hebben al moeit genoeg met het beheersen van één proces!

Idem voor robotisering (cobots!), kunstmatige intelligentie (AI), nieuwe materialen, hybride toepassingen etc. etc.

Van een leraar mag je wel verwachten dat hij het weet en ook globaal kan uitleggen aan zijn leerlingen of cursisten. Daarnaast moet hij in staat zijn om toepassingsvoorbeelden te noemen en ook moet hij in staat zijn om een opzetje te maken hoe je deze nieuwe technologieën het best kunt aanleren en kunt toetsen. Dat hoort ook bij het vak van leraar.

De vakinhoudelijke deskundigheid daarentegen kan hij inhuren. Net als de benodigde machines, gereedschappen, outillages en realistische opdrachten. Dat allen kan hij in de echte beroepspraktijk laten ervaren en door de specialisten in deze technologie laten uitleggen, demonstreren, oefenen via voor- en nadoen en zo meer. Hij helpt daarbij de specialist zodat de leerlingen on cursisten zo goed mogelijk kunnen leren. Het organiseren van de leeromgeving is onderdeel van het vakmanschap van de leraar.

Inzet van specialisten uit het bedrijf en uit kennisinstellingen

In het bedrijf zijn in voldoende mate specialisten aanwezig, immers, ditzelfde bedrijf vraagt om de instroom van nieuwe vakmensen die dit kunnen. Dat geldt ook voor kennisinstellingen zoals praktijk-lab’s van hogescholen en technische universiteiten, geldt ook voor start-ups die op een specifiek gebied deze kennis aanwenden in hun bedrijf. Zij zijn als geen ander op de hoogte van de ontwikkelingen in het vakgebied, van de finesses, van de achterliggende kennis en beheersen ook op toepassingsniveau over de juiste vaardigheden. Deze specifieke vakmensen zijn de echte bekwame instructeurs en kunnen zeker ingezet worden voor opleidingen en of cursussen. Inclusief het zorgen voor de juiste machines, gereedschappen en outillage. Dat is allemaal te vinden in en bij het afnemende veld van bedrijven die om elke school heen gevestigd zijn.

Nu zul je vragen: willen ze dat wel, wil de specialist dit? Het bedrijf waar deze werkzaam is? Vanuit mijn interviews met vooraanstaande bedrijven klonk het steeds opnieuw: ga niet langer investeren in stenen, machines en gereedschap: dat is niet bij te houden. Kom daarvoor maar bij ons! Ook voor de knowhow is dat een prima oplossing. Het werd mij meermaals op het hart gedrukt. Ondernemers zien het belang heus wel in van goed opgeleide nieuwe vakmensen. Daar willen ze best een bijdrage aan leveren. Er zijn ook al voorbeelden bij een aantal ROC’s en HS’n die dit een invulling hebben gegeven.

Bevoegd of bekwaam: non-discussie

Deze keuze bevoegd of bekwaam wordt door een aanpak zoals hierboven geschetst een non-discussie. De leraar is zowel bevoegd als bekwaam in zijn nieuwe rol als regisseur en organisator van leerprocessen. En met een zekere kennis van nieuwe ontwikkelingen in het betreffende veld. Voor de verschillenden onderdelen zet hij deskundige vakmensen in uit het veld, uit de bedrijven en kennisinstellingen, met gebruikmaking van de daar aanwezige machines en outillage.

Het vraagt van de leraar nieuwe stijl wel inzet en onderhandelingsvaardigheden om de juiste vakman op het juiste moment te kunnen inzetten, soms voor een dag per week gedurende enkele weken, soms voor een blokperiode van een of twee weken fulltime of weer anders. Dat wordt de kunst van het nieuwe leraarschap. Aangevuld met de verantwoording om de kwaliteit te borgen via een adequate wijze van toetsen en examineren.

Lijkt me een mooie uitdaging!

[1] Met leraar of docent wordt in dit stuk zowel de mannelijke als vrouwelijke versie bedoeld.

Ophef over VMBO onterecht

In de media is sinds kort een steeds krachtiger wordend geluid te horen over het VMBO: het Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs. De teneur van de berichten en geluiden is zo’n beetje van: we hebben een tekort aan vakmensen! Er zijn of komen teveel hoger opgeleiden en te weinig mensen die straks het werk nog willen en kunnen doen! Dat vertaalt zich vervolgens in signalen als: méér waardering voor vakmensen, méér geld naar het VMBO, minder doorstroom naar HAVO en VWO, studentenstops op universiteiten en zo meer. Ik vind dit volstrekt onterecht en letterlijk niet meer van deze tijd. Leg uit?

Yep: gewoon ff doorlezen!

Verderop in deze blog vind je enkele punten van kritiek op het VMBO: alleen lezen als je echt hierin geïnteresseerd bent! Eerst het vermeende probleem adresseren 😉.

De eerste kreet is: we hebben een tekort aan technische vakmensen!”

Of ook wel: we komen tig-duizend vakmensen tekort komende jaren! Maar is dat wel zo? Welke vakmensen dan? En op welk niveau? Als je kijkt naar het technisch vakmanschap van vandaag en vooral ook van morgen dan zie je dat er een razendsnelle ontwikkeling plaatsvindt.

De automonteur van vroeger dook direct onder de motorkap en onder de auto. De automonteur van nu sluit eerst een computer aan en leest de zelf-diagnose van de auto uit. Daaruit komt in de meeste gevallen wat het probleem is en welke oplossing gekozen wordt. Vergelijkbare ontwikkelingen kennen de andere monteur-beroepen: automatisering, computertoepassingen en zelfs virtual reality wordt in de praktijk nu al toegepast.

De timmerman en metselaar van vroeger bouwden samen een huis. Nu wordt veel (bijna alles) prefab aangeleverd en ter plaatse samengebouwd. Nog een muurtje eromheen (kan al met een robotmetselaar), technische installaties erin en klaar is kees. Tests met het 3D-printen van gebouwen geven aan waar we naartoe gaan.

In de industriële bedrijven idem: CNC-technologieën worden aangevuld met nieuwe technologieën als laserbewerkingen, robotisering en Additive Manufactoring (3D-printen).

Het vakmanschap gaat van het ‘maken volgens tekening’ naar een volgende fase: ‘Het vertalen van de behoeftes van klanten, zowel van bedrijven als personen, in een concreet product’. Naast kennis en vaardigheden is communicatie, creativiteit en interactie onderdeel geworden van vakmanschap.

Een voorbeeld? Laten we het simpel houden: het maken van een rollator! Twee denkwijzen, twee verschillende manieren om daar invullingRollator01 aan te geven.

De eerste denkwijze gaat ongeveer zo: als engineers (vakmensen van Rollz, zie: https://rollz.com) bedenken we de meest geavanceerde types en maken die van hoge kwaliteit tegen zo laag mogelijke kosten. De Rollz-flex kan simpelweg omgebouwd en gebruikt worden als boodschappenwagentje. De Rollz-motion is zelfs een rollator en rolstoel in een. Kijk op de website voor de enthousiaste wijze waarop aan deze kwaliteitsproducten wordt gewerkt. Voor technici enorm herkenbaar en aanstekelijk. Soms is de vraag wel: wie zit daar nu echt op te wachten, maar toch. Want het scenario is en blijft: wij bedenken, en maken en zoeken een markt voor ons product. Daarvoor zijn vakmensen nodig die goed ‘volgens tekening’ een dergelijk product kunnen maken.

Een tweede denkwijze is te vinden bij het startup-bedrijf Robot Care Systems van de TuDelft. Zie: http://www.robotcaresystems.com/ .

De hier ontwikkelde ‘rollator’ heeft vele extra LEA01functies, gebaseerd op de wensen en ‘noden’ van de gebruikers. De LEA (The Lean Empowering Assistant) helpt de gebruiker bij de dagelijkse routines en met communicatie. Door robottechnologie te gebruiken, worden producten gemaakt die ouderen en patiënten ondersteuning bieden om langer en veilig in de eigen omgeving te kunnen blijven wonen.

Functionaliteiten van LEA:

  • Ondersteuning: als mobiele persoonlijke assistent helpt LEA bij het opstaan uit bed en stoel. Daarnaast ondersteunt zij tijdens het lopen en stimuleert zij gebruikers om dit met een juiste houding te doen.
  • Bescherming: LEA zorgt ervoor dat de gebruiker zich veilig voelt in de eigen omgeving. Zowel tijdens het lopen als tijdens het uitvoeren van oefeningen zal LEA obstakels detecteren en de gebruiker waarschuwen indien een betere houding aangenomen kan worden. In geval van nood kan contact opgenomen worden met familie of zorgverleners.
  • Motiveert om te bewegen: LEA stimuleert gebruikers om actief te blijven door op maat gemaakte speciale fitnessoefeningen aan te bieden. Op een prettige manier actief blijven door samen te dansen op de melodie van Salsa of Wals. De beweegoefeningen kunnen zowel worden ingezet voor revalidatie als voor het verbeteren van de conditie en spierkracht van de gebruiker.
  • Legt contact: maakt gebruik van beeldbellen waardoor de gebruiker op een eenvoudige en leuke manier in contact kan blijven met familie, vrienden en zorgmedewerkers.
  • Geheugensteuntje: een agenda helpt de gebruiker met de dagelijkse activiteiten, zoals medicatie, eten of drinken en bewegen.
  • Analyseert: de LEA kan ingezet worden om de leefstijl van de gebruiker te monitoren, waarbij een alarm gegeven kan worden wanneer dit afwijkt van het normale ritme. Op deze manier kunnen noodgevallen of het ronddwalen in huis vroegtijdig gedetecteerd worden.

Tot zover de aanpak van de ontwikkeling van deze ‘rollator’.

Wat betekent dit voor het vakmanschap?

Robot Care Systems zegt hierover zelf het volgende: Door vergrijzing en andere maatschappelijke en demografische ontwikkelingen is de toekomst van robotica reeds begonnen; de producten van RCS zijn dan ook ontwikkeld om dóór te gaan, daar waar menselijke inspanningen ophouden of tekortschieten. Niet met zielloze machines, maar met de inzet van zelfstandig werkende medische middelen die ontwikkeld zijn vanuit het hart. Bovendien moet deze technologie begrijpelijk en toegankelijk zijn. LEA maakt dit mogelijk. De 25 hooggeschoolde medewerkers van RCS werken graag samen met onderzoek partners van universiteiten en kennisinstituten en zakelijke partners uit binnen- en buitenland’.

Algemeen: het vakmanschap ontwikkeld zich.

Het vakmanschap is daarmee verbreed, verhoogd en verdiept. De nieuwe definitie van vakmanschap is het best als volgt samen te vatten: ‘Het vertalen van de behoeftes van klanten, zowel van bedrijven als personen, in een concreet product’. De vakmensen die dit kunnen moeten van een voldoende hoog opleidingsniveau zijn, als regel MBO4+ of HBO. Daarvoor kun je ook doorgroeien in de praktijk; gewoon blijven leren en ontwikkelen.

En het VMBO dan?

En ja, ook de VMBO’ers zijn nodig, maar minder dan nu en voor de meer uitvoerende taken en werkzaamheden. Ook kunnen deze vakmensen prima meedoen in de samenwerking met andere vakmensen, de ingenieurs, de ontwikkelaars, de bedenkers etc.

Het vakmanschap wordt anders en dat zal ook de andere beroepsopleidingen op MBO, HBO en zelfs op WO-niveau aanspreken. Vakmanschap vindt zichzelf steeds opnieuw uit en herdefinieert zich komende tijd zeker nog meermaals. Naast de VMBO’ers zijn ook MBO’ers, HBO’ers en WO-Ingenieurs allemaal vakmensen, elk op hun eigen niveau en qua organisatiemodel in de bedrijven steeds meer samenwerkend in zelfsturende teams (daarover een volgende keer meer).

Het vakmanschap krijgt weer aanzien!

Een mooie bijkomstigheid hiervan is dat daarmee het vakmanschap weer echt aanzien krijgt, waardering ook en dat het vakmanschap is gebaseerd op een motivatie om het verschil te maken, om echt iets te betekenen voor de samenleving.

De uitdaging is nu: hoe leid je dergelijke vakmensen op? Wat heb je daarvoor nodig? Aan outillage, aan machines, aan deskundige leerkrachten en praktijkbegeleiders?

Het leidt als vanzelf naar het opnieuw uitvinden van het beroepsonderwijs, waarbij de scholen nauw samenwerken met het bedrijfsleven. Het VMBO zal daarbij meer met de regionale bedrijven samenwerken. MBO, HBO en WO wellicht meer in nationale of zelfs internationale samenwerkingsconstructies en -modellen. Uitgangspunt zal steeds de beroepspraktijk moeten zijn, de wensen van klanten en de behoeften van gebruikers.

Tot slot: bijblijven is de kunst!

Een van de grote uitdagingen van het beroepsonderwijs was al om de aansluiting met de beroepspraktijk te houden. Een bijna onmogelijke opgave. De huidige procedure van het ontwikkelen van beroepsprofielen, opleidingen, leermiddelen en examens is daarvoor niet geschikt. Achterhaald en uit de tijd. Vele opleidingen vragen om jaarlijkse updates en om een uitvoering met examinering die zoveel mogelijk in de beroepspraktijk zelf plaatsvindt. Zowel het VMBO als ook de verdere niveaus moeten hun werkwijze voor opleidingsprogrammering overboord gooien: niet meer van deze tijd! Wat dan wel?

Maak in de regio een deal met scholen en bedrijven: het nieuwe wettelijke ‘samenwerkingscollege’ (aanpassing WEB, Wet Educatie Beroepsonderwijs) zou kunnen worden gebruikt als basis voor een regionale Publiek-Private-Samenwerking (PPS). Afspraken tussen scholen (VMBO+MBO/ROC’s+HO) en bedrijven. Bepaal in kwalitatief en kwantitatief opzicht jaarlijks wat nodig is en hoe je dat gaat organiseren en uitvoeren. Bepaal ook de kwaliteitsborging: examinering, aangevuld met portfolio’s en ‘proeve van bekwaamheid’; allemaal mogelijkheden waaruit de beste mogelijkheid in de gegeven situatie gekozen kan worden.

Vind op deze wijze het beroepsonderwijs regionaal opnieuw uit, gebruik de faciliteit voor zowel de initiële opleiding als voor een continue vorm van bijscholing voor het zittend personeel.

Enkele punten van kritiek m.b.t. het VMBO

Doorstroom na de basisschool: zo hoog mogelijk?!?

De keuze voor het vervolgonderwijs bepalen we zelf, zowel de scholen als ook de ouders. Op de basisschool is overdreven veel aandacht voor taal en rekenen, terwijl andere talenten niet of nauwelijks worden ontwikkeld, laat staan gestCito nietimuleerd. Basisscholen geven we waardering voor hoge scores op citotoetsen en vergelijkbare tests en voor percentages doorstroom naar HAVO en VWO. Vooral ouders willen graag dat hun kind doorstroomt naar het hoogst mogelijke onderwijs, waarbij bedoeld wordt tenminste VWO!

Naar de HAVO of MAVO (bestaat officieel niet meer, maar goed) is eigenlijk al een afgang. Het ergste is: naar het VMBO. Dat ‘afvoerputje van het onderwijs’ heeft een dermate slecht imago, dat moet kosten wat kost voorkomen worden!

Ik durf te stellen dat alle ouders eerder een zo hoog mogelijke doorstroming van hun kind nastreven dan dat ze kijken naar wat voor hun kind eigenlijk het beste zou zijn. Als dan toch het VMBO de uitkomst is, moet daar wel een goed verhaal bij komen om deze ‘mislukking’ nog wat goed te praten. Kortom: de maatschappelijke trend is: naar het algemeen vormend onderwijs en wel zo hoog mogelijk! Waarom? Anders loopt het slecht met je af! Tegen deze maatschappelijke signalen in gaan is vechten tegen de bierkaai. Niet doen dus, is ook niet nodig!

Overigens: met activiteiten al Vakkanjers en Skills Talents wordt aangetoond dat VMBO’er tot véél méér in staat zijn dan menigeen wellicht denkt! Zoek op:  https://vakkanjers.nl/pioneer en http://www.skills-talents.nl/

 

Méér geld voor het VMBO? Is er al!

Daarmee wordt dan vaak het technische VMBO bedoeld, immers vakopleidingen met machines zijn duurder dan algemeen vormend onderwijs met een boek+bord+tablet. Klopt zeker en daarvoor krijgt het VMBO dan ook al extra geld! Wat? Jazeker: elke VMBO-school met technisch onderwijs krijgt méér geld per ’technische’ leerling. Daarvoor is vroeger al bepaald dat dit de school een factor 1,7 méér geld per leerling opleverde dan niet-technische opleidingen. Juist bedoeld voor die duFinancien onderwijsre machines en zo. De vergoedingensystematiek is inmiddels wel aangepast, maar nog steeds krijgt het technisch VMBO per leerling méér geld dan de andere opleidingen. Of het genoeg is blijft natuurlijk altijd wel de vraag. Grootste probleem is echter dat het geld sinds vele jaren als één grote zak met geld aan de school wordt gegeven, lumpsum financiering noemen we dat, waardoor niemand meer kan zien dat er feitelijk méér beschikbaar is voor het technisch VMBO. De school mag zelf bepalen waaraan het geld wordt uitgegeven. Het VMBO is heel vaak een onderdeel van een grote scholengemeenschap waar vele niet-technische schoolbesturen zijn die het geld aan van alles besteden, maar geen EXTRA geld beschikbaar stellen voor de technische afdelingen. Is dat extra geld genoeg? Nee, dat is niet genoeg, tenminste als je op peil wilt blijven met de ontwikkelingen in de bedrijven en steeds weer nieuwe machines moet kopen, of leasen. Kortom: er is al meer geld voor het technisch VMBO, alleen het komt niet altijd op de juiste plaats terecht. Moet er meer bij? Dat valt te bezien! Andere oplossingen zijn wellicht beter zoals samenwerking met bedrijfsleven in een regionale PPS.

 

Meer waardering voor vakmanschap?

Vaak klinkt de kreet: we moeten vakmanschap meer waarderen! Is volstrekt terecht, maar welk beeld heeft men dan van vakmanschap? Wat is vakmanschap dan? Als je jongeren op de basisschool vraagt om voorbeelden van vakmensen te noemen komen ze niet verder dan timmerman en monteur! Deze jongeren hebben GEEN BEELD van vakmensen, van wat ze doen, wat hun drijfveren zijn en hun motivatie, wat ze allemaal bereiken en waar ze, terecht, trots op zijn.

Hun ouders dan? Niet veel beter qua beeldvorming. Ook daar komt men niet verder dan de wat stereotypische beelden van de vakmensen die wel Krimpemnde instroom VMBOeens over de vloer komen als er in huis wat moet gebeuren, aangevuld met de monteur in de garage. Ook ouders hebben GEEN BEELD van de vakmensen van nu, laat staan van de toekomstige vakmensen. Leerkrachten basisonderwijs dan? Nee, geen beeld van vakmensen en kunnen daar dus ook niet motiverend over vertellen of enkele goede voorbeelden van rolmodellen presenteren. Sterker nog: de leerkracht die bij een bedrijfsexcursie tegen haar leerlingen zeg: ‘Pas maar op, als je niet goed je best doet kom je hier terecht!’ staat mij nog helder voor de geest.

Hoezo waardering voor vakmanschap? Misschien in woorden, maar zeker niet in gedrag.

Kortom: degenen die gaan over de keuze van leerlingen hebben GEEN BEELD van vakmanschap!

De waardering voor het vakmanschap moet blijken uit de praktijk. Als het vakmanschap weer ‘in’ is, en dat gaat gebeuren, doordat vakmensen op alle niveaus laten zien wat ze kunnen, ontstaat de waardering weer als vanzelf. Dat daarbij dan een goed salaris hoort spreekt voor zich. Ook nu worden vakmensen al goed betaald, vaak veel beter dat die ‘kantoor-piefjes’ 😉.

 

Het opleiden van vakmensen

Daar is nog wel veel ruimte voor verbetering. Onderwijs, ook het beroepsonderwijs, blijft achter bij de digitaliseringsslag die de gehele maatschappij nu maakt. Dat met snel beter!

Ook de rol van de docent moet stevig op de schop. Docenten in het beroepsonderwijs moeten zich realiseren dat ze (te) ver van de praktijk afstaan om nog als kennis-medium te kunnen dienen. Hun kennis is verouderd, niet meer van deze tijd en derhalve ‘ongeschikt’. Lastig om te erkennen en om naar een andere rol te groeien, zeker wel. Maar absoluut noodzakelijk!

De docenten van nu zijn opgeleid om de leerstof helder uit te leggen en zij ontlenen hun arbeidsvreugde aan situaties waarin ze enthousiast mogen en kunnen vertellen over hun eigen vak. Ze zijn getraind in het herkennen van ‘storingen’ in het leerproces en in het aanbieden van concrete oplossingen daarvoor. En ze worden beoordeeld op het faciliteren van reproductief leren, niet alleen door de schoolleiding maar ook door de ouders, de Inspectie van het onderwijs en de publieke opinie.

Jammer, maar is niet meer van deze tijd!

Docenten moeten samen met hun leerlingen opnieuw nieuwsgierig worden naar wat er zoals kan en speelt in de beroepspraktijk. Dus een slag maken van docent naar leerkracht en leermeester. Laat gaan die vermeende vakkennis en ‘GA NAAR BUITEN’, ga naar de bedrijven, ga naar kennisinstellingen en breng voor jezelf in beeld wat de vakmensen van nu nodig hebben. Stel dat beeld jaarlijks bij en blijf sporen naar goede leersituaties om gebruik van te maken.

Wat wordt dan je toegevoegde waarde? Je bent als leerkracht een professional (of moet dat snel worden) op gebied van het leren. Jij weet hoe je leert en hoe je nieuwe kennis en vaardigheden opdoet en hoe je kunt laten zien dat je het vak beheerst. Dat weet je veel beter dan het bedrijfsleven en de kennisinstellingen. Dat wordt je nieuwe rol: van docent naar leermeester!